Sjir-Ali, emir van Afghanistan, een zoon van DostMohammedKhan en van de dochter van een stamhoofd uit het noorden van Herat, bragt zijne jeugd hoofdzakelijk door met ridderlijke oefeningen, terwijl hij tevens onderwijs erlangde in de godsdienst en in het schrijven van een Perzischen brief. Als een lieveling zijns vaders werd hij reeds vroeg, met voorbijgaan van oudere broeders, tot diens troonopvolger bestemd. Naauweljjks echter had hij na het overlijden van DostMohammed (1863) de teugels van het bewind in handen genomen, toen twee oudere broeders achtervolgens hem van den troon zochten te stooten, waarbij hem eenmaal de kroon werd ontrukt.
Later moest hij strijd voeren tegen zijn eigen zoon Jakoeb-Khan, zoodat hij allengs in een despoot veranderde. Zonder al die tegenspoeden was hij, volgens getuigenis van Vambéry, een beter vorst geworden, daar het hem niet ontbrak aan welwillendheid en liefde jegens zijne onderdanen.
Dit bleek vooral bij den dood van zijn oudsten zoon Dsjebal-Eddin, die in den slag van Kedsjbar (6 Junij 1865) sneuvelde. Sjir-Ali voerde toen oorlog met één zijner broeders en schoon hij overwinnaar bleef in den strijd, verviel hij door het verlies van zijn zoon tot eene moedeloosheid, die maanden duurde. Zelfs meende men algemeen, dat de Emir van Afghanistan krankzinnig was geworden. Die vaderlijke teergevoeligheid verhinderde echter niet, dat hij met vasten wil zijn tweeden zoon JakoebKhan van de erfopvolging uitsloot en den minder begaafden Abdoellah tot opvolger koos, Toen Jakoeb-Khan tegen zijn vader opstond, werd hij op sluwe wijze naar Kaboel gelokt en in de gevangenis geworpen, waar hij vijf jaar opgesloten bleef, zoodat hij eerst gedurende den jongsten oorlog tegen Engeland op vrije voeten werd gesteld.
Sjir-Ali zich in 1878 tegen Engeland verzettend, werd door de vreemde krijgsbenden zoozeer in het naauw gebragt, dat hij zich op de vlugt moest begeven en den 21sten Februarij 1879 te Mazarisjerif overleed. Zijn opvolger Jakoeb-Khan zocht vrede te sluiten met de Engelschen, maar een gezantschap, door laatstgenoemden naar diens hoofdstad Kaboel gezonden, werd door muitzieke troepen vermoord, waarna de magtelooze Emir met een klein gevolg naar het Engelsche leger is vertrokken, om zich onder bescherming te stellen der Europeanen.