Onder dezen naam vermelden wij:
Marcus Annaeus Séneca, de rhetor, geboren te Corduba in Spanje. Hij begaf zich ten tijde van Augustus naar Rome, waar hij met grooten bijval onderwijs gaf in de welsprekendheid, keerde vervolgens naar Spanje terug en leefde tot kort vóór het overlijden van Tiberius. Wij bezitten fragmenten van zijne geschriften: „Controversiarum libri” en „Suasoriarum liber”, o. a. uitgegeven door Gronovius (Leiden 1649 en later) en door Kiesling (1872).
Julius Annaeus Séneca, de wijsgeer, geboren in het jaar 2 na Chr. te Corduba in Spanje. Hij oefende zich te Rome in de welsprekendheid en in de wijsbegeerte, werd quaestor, maar ook in 38 wegens een regtsgeding in ballingschap gezonden naar Corsica, vanwaar hij eerst na verloop van 8 jaren naar Rome terugkeerde. Hier werd hij in 49 praetor en in 58 consul. Agrippína belastte hem voorts met de opvoeding van haren zoon Nero. Laatstgenoemde, verlangend zich van dien gestrengen leermeester te ontslaan, beschuldigde hem van medepligtigheid aan de zamenzwering van Piso en deed hem ter dood veroordeelen. Daar het aan Séneca vergund was, zelf de wijze van uitvoering van dit vonnis te bepalen, liet hij zich de aderen openen, nam voorts, om zijn dood te bespoedigen, zijne toevlugt tot vergif en werd eindelijk door middel van heete baden gesmoord (65). Hij is na Cícero de uitstekendste wijsgeerige schrijver onder de Romeinen. Van zijne geschriften vermelden wij: „De ira libri III”, — „De consolatione ad Helviam matrem”, — „De consolatione ad Polybium”, — „De consolatione ad Marciam”, — „De providentia”, — „De animi tranquillitate”, — „De constantia sapientis”, — „De clementia”, — „De brevitate vitae”, — „De vita beata ad Gallionem”, — „De otio aut secessu sapientis”, — „De beneficüs libri VII”, — „Epistolae ad Lucilium”, — „Apocolocynthosis sive ludus de morte Caesaris”, — „Quaestionum naturalium libri VII”, — voorts: fragmenten van „De terrae motu”, — „De superstitione”, — „De officiis”, — „Moralium libri”,— „De India”, enz.
Die geschriften geven getuigenis van eene levendige verbeeldingskracht, van een edel gevoel en van eene grondige kennis van ’s menschen gemoed. Zijne voorstelling is krachtig en welsprekend, doch wel eens gezocht en overladen met tegenstellingen. Als wijsgeer kan men hem een eclectischen stoïcijn noemen, met eene neiging om het stoïcismus met het epicurismus te verbinden. De wijsbegeerte is bij hem een streven naar wijsheid en zedelijke volkomenheid en heeft dus alleen waarde wegens hare toepassing op het leven. In deze zedelijke strekking zijner leer ligt misschien de oorsprong der overlevering, dat hij het Christendom zou hebben omhelsd en in betrekking gestaan met Paulus. Voorts zijn van hem eenige puntdichten bewaard gebleven. Of de tien treurspelen, welke zijn naam als schrijver dragen, werkelijk van hem afkomstig zijn, is zeer twijfelachtig; zij zijn Grieksch in stof en vorm. Uitgaven der geschriften van Séneca zijn geleverd o.a. door Gronovius (Amsterdam 1672, 3 dln), — van genoemde treurspelen door Leo (1878).