Scrofulosis of klierziekte is eene ongesteldheid, waarbij zwelling der klieren tot de kenmerkende verschijnselen behoort, veelal vergezeld van storing in de voeding der huid, van de slijmvliezen, van de beenderen en gewrichten en van de zintuigen. Iemand, die hiertoe aanleg heeft, noemt men scrophuleus (klierachtig). Te voren was men van meening, dat de scrophulosis voortkwam uit eene gebrekkige bloedmenging en alzoo uit eene afscheiding van scrophuleuse zelfstandigheden in het weefsel. Thans echter is men er van overtuigd, dat de ziekten van de klieren en van de overige genoemde organen ontstaan door eene vermeerderde cellenvorming.
Ontwikkelt zich deze zonder bekende oorzaak en staat zij met chronische ontstekingen en opzetting der klieren in verband, dan geeft men aan zulk eene ongesteldheid den naam van klierziekte. Deze kan erfelijk en ook zelfstandig ontstaan zijn. Erfelijke scrophulosis vindt men bij kinderen van klierachtige, teringachtige en syphilitische ouders. Ook kinderen van ouders, die tevens bloedverwanten zijn, lijden dikwijls aan klierziekte. Niettemin treft men ook wel klierziekte aan bij kinderen van gezonde ouders. Zij ontwikkelt zich dan gewoonlijk in de eerste levensjaren bij eene ondoelmatige voeding en eene al te kunstmatige opleiding, vooral bij gemis van beweging en van vrije lucht. Zulke kinderen onderscheiden zich door een Scrophuleus voorkomen, vooral door bloed-armoede en eene gebrekkige stofwisseling. Men onderscheidt: ligte klierziekte, zich openbarende in eene fijne, gladde, witte, doorschijnende huid, rozenroode gelaatskleur, gewoonlijk blonde haren, blaauwe, groote oogen, gezwollen randen der oogleden, eenigzins dikke bovenlip en hals, dikwijls puistachtigen uitslag, ligte koortsaanvallen en onvolkomene ontwikkeling der beenderen, — en ontwikkelde klierziekte met opzwelling der watervaatklieren aan den hals, in den nek, in de liezen, onder de oksels, aan de borsten enz.
Die gezwellen zijn aanvankelijk week en worden later allengs harder, soms sponsachtig. Het ontstekingstijdperk gaat over in ettering en de pijnen nemen toe, totdat de etter zich ontlast, hetgeen veelal vergezeld gaat van sluipkoortsen. Ook inwendig kunnen zulke klieropzwellingen voorkomen, vooral in het darmscheil, in de maag, in het net, in de alvleeschklier, in de nieren, in de long enz. Talrijk en lastig zijn voorts de naziekten der klierknobbels. De genezing gaat gewoonlijk zeer langzaam; men dient zich daarbij hoofdzakelijk te bepalen tot de herstelling der natuurlijke werking van het watervaatstelsel, — tot wegneming van het plaatselijk kliergezwel, — en tot versterking van het herstellingsvermogen. Wie aan klierziekte lijdt, onderwerpe zich in de eerste plaats aan een doelmatig diëet; hij gebruike vooral dierlijk voedsel en bewege zich zooveel mogelijk in de frissche lucht. Bij ligte klierziekte wordt levertraan aangeprezen, doch men zorge, dat daardoor de spijsvertering niet belemmerd worde. Ook zoute baden hebben veelal eene gunstige werking, terwijl voorts iodium- en kwikpraeparaten tot de antiscrophuleuse middelen behooren.