Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zintuigen

betekenis & definitie

Zintuigen (De) zijn de werktuigen der waarneming. Deze laatste geschiedt door het gezigt, het gehoor, den reuk, den smaak en het gevoel, en elke van deze soorten van waarneming heeft hare eigenaardige organen. Deze bestaan uit de daartoe behoorende zenuwen en uit hulpwerktuigen, aan het peripherisch uiteinde dezer zenuwen geplaatst, en wel aan het hoofd, met uitzondering van het gevoel, hetwelk zich uitbreidt over de geheele oppervlakte des ligchaams.

Het gewaarworden is aan drie voorwaarden gebonden, namelijk aan eene objectieve oorzaak van het gevoel of de prikkeling der zintuigen, aan de wijziging, welke de zenuw van het zintuig daardoor ondergaat, en aan de bewuste waarneming dier verandering. De prikkels kunnen eigenaardig of oneigenaardig wezen. Het zintuig is bepaaldelijk voor de eersten ingerigt en de betrokken zenuw aan het peripherisch uiteinde door haar toestel daarvoor bg uitnemendheid vatbaar. Zulke prikkels zijn het licht voor het oog en het geluid voor het oor. Oneigenaardige prikkels noemt men alle overige, die niettemin eenig gevoel kunnen veroorzaken, bijv. die van de electrische vonk op het netvlies van het oog. Tot het verwekken van objectieve gewaarwordingen zijn uitwendige en tot opwekking van subjectieve gewaarwordingen inwendige prikkels noodig, welke laatsten werken op de gevoelszenuw of op een bepaald gedeelte der hersenen. Beide soorten van gewaarwordingen zijn moeijelijk te onderscheiden. De gezigtszenuw bijv. kan door inwendige prikkels (bloedaandrang enz.) geene andere gewaarwordingen veroorzaken dan die van licht.

Hoewel de gewaarwording niets anders is dan eene bewuste waarneming van verandering in de zintuigen, verplaatsen wij toch, door de ervaring geleerd, het waargenomene buiten ons en beschouwen zelfs den waargenomen toestand der zintuigen als eene eigenschap van het buiten ons aanwezige voorwerp. De geur bijv. van een viooltje is voor ons de eigenschap van deze bloem. De verschillende gewaarwordingen hebben echter een zeer verschillenden graad van objectiviteit, die van het gehoor en van het gezigt verreweg den minst verschillenden. Minder objectief zijn de gewaarwordingen van ons uitwendig gevoel. Ook eene waargenomene drukking verplaatsen wij naar de plek, waar de oorzaak der drukking zich bevindt, alzoo naar het peripherisch uiteinde der gevoelszenuw. Daarom hebben de. gevoelsgewaarwordingen betrekking op eene bepaalde plek van ons ligchaam en op de uitwendige dingen, doch zoodanig, dat hierbij deze laatsten het overwigt behouden. Nog minder objectief zijn de gewaarwordingen van de warmte, van den reuk en van den smaak. Bij het ruiken verplaatsen wij de gewaarwording in den neus en alleen door bijkomende voorstellingen in de wereld buiten ons.

Daar objectief-verschillende prikkels, die dezelfde zintuigzenuw treffen, gelijke gewaarwordingen kunnen doen ontstaan, terwijl omgekeerd dezelfde prikkel, op verschillende zintuigzenuwen werkende, verschillende gewaarwordingen kan veroorzaken, kent men aan elke zintuigzenuw een eigenaardig vermogen toe, dat voor ons onverklaarbaar is, daar wij het in de gesteldheid der zenuw niet kunnen opsporen. Met meer waarschijnlijkheid echter kan men beweren, dat die eigenaardige vermogens afhankelijk zijn van den centraaltoestel van het zintuig. Ontbreekt een peripherisch zintuig, dan vervallen de daarvoor bestemde objectieve gewaarwordingen, terwijl de subjectieve prikkels nog bepaalde gewaarwordingen kunnen doen ontstaan. Wie stokdoof is, kan zelfs het hardste geluid niet waarnemen, maar een ziekelijke toestand van de gehoorzenuw of van den centraaltoestel in de hersenen kan bij zulk een doove het gevoel van hooren verwekken. Wanneer een zintuig ontbreekt, worden de overige doorgaans fijner en scherper, hetwelk men veelal bij het gehoor en het gevoel van blinden opmerkt.

Ieder zintuig verschaft ons onderscheidene gewaarwordingen; wij kunnen verschillende kleuren en verschillende toonen waarnemen. Ook het aantal der gewaarwordingen kan zeer groot wezen. Zwakke prikkels ontsnappen aan onze waarneming, maar met de toenemende kracht van den prikkel vermeerdert het vermogen om dien te gevoelen. Bij eene duurzame werking van een niet al te zwakken prikkel ontstaat allengs eene verdooving der gewaarwording; deze wordt zwakker en schijnt zelfs te veranderen. Al te sterke prikkels veroorzaken pijn.

Door aanhoudende oefening kan men het zeer ver brengen in het onderscheiden van gewaarwordingen, die zeer weinig van elkander verschillen. Merkwaardig is het voorts, dat wij aanhoudend talrijke prikkels der zintuigen ondervinden zonder daarvan iets te bemerken. Daar volgens de ondervinding elke prikkel tot eene zekere hoogte moet klimmen vóórdat hij gewaarwordingen kan doen ontstaan, wordt tot zekere grenzen toe onze rust door de prikkels van buiten niet gestoord. Ook bij eene sterke prikkeling der zintuigzenuw kunnen echter de gewaarwordingen achterblijven, wanneer de gemeenschap tusschen het peripherisch uiteinde dier zenuw en de hersenen bijv. door eene doorsnijding dezer zenuw opgeheven is, alsmede bij krankzinnigheid, bedwelming, verstrooidheid enz. Ook indrukken, waarop wij geen acht slaan, komen echter min of meer tot onze bewustheid.

Bij de werkzaamheid der zintuigen is de gelegenheid steeds geopend tot zinsbedrog. De gezonde mensch echter weet dit laatste doorgaans te onderscheiden. De oorzaak van zinsbedrog is nu eens te zoeken in den prikkel, soms in de zenuwgeleiding, en ook wel in een psychischen toestand, namelijk in eene verkeerde verklaring der ontvangene indrukken. Deze laatste oorzaak is de meest gewone. Men geeft aan zoodanig zinsbedrog den naam van illusie. Deze ontstaat door eene gebrekkige kennis van de wereld buiten ons, zoodat het kleine kind de handjes uitstrekt om de maan te grijpen, of door vooroordeelen, bijv. door het geloof aan spoken, en eindelijk door eene volslagene stoornis van het bewustzijn, bijv. in dronkenschap, ijlende koorts en waanzin. Somtijds bestaat daarbij volstrekt geene uitwendige aanleiding tot eenige gewaarwording, zoodat wij enkel te doen hebben met subjectieve gewaarwordingen der zintuigen. zij worden bij waanzinnigen hallucinatiën genoemd. Zie voorts de artikelen, gewijd aan de bespreking der verschillende zintuigen.