Schleiden (Matthias Jakob), een uitstekend kruidkundige, geboren te Hamburg den 5den April 1804, studeerde te Heidelberg in de regten, doch later te Göttingen en te Berlijn in de natuurwetenschap, bepaaldelijk in de kruidkunde. Nadat hij door onderscheidene physiologische en phytotomische verhandelingen een goeden naam verworven had, werd hij in 1839 hoogleeraar te Jena en in 1863 te Dorpat. Sedert 1866 is hij emeritus en woonde aanvankelijk te Dresden, doch bevindt zich thans te Wiesbaden. Zijn hoofdwerk is: „Grundzüge der wisschenschaftlichen Botanik (1842—1843; 2 dln; 4de druk 1861)”.
In dit werk zoekt hij het gebouw der botanie op een wijsgeerig-wetenschappelijken grondslag op te trekken, en de methodologische inleiding tot dit werk heeft voor de beoefenaars der natuurlijke historie eene blijvende waarde. Van zijne overige geschriften vermelden wij: „Beiträge zur Anatomie der Kakteen (1842)”, — „Beiträge zur Botanik (1844)”,— „Ueber Ernährung der Pflanze und Saftbewegung in denselben (1846)”, — „Grundrisz der Botanik (1846; 2<ie druk 1840)”, — „Handbuch der medicinisch-pharmaceutischen Botanik (1852)”, —„Handbuch der botanischen Pharmakognosie (1857)”, — „Die Pflanze und ihr Leben (6de druk 1864)”, — „Studien (2de druk 1857)”, — „Ueber das Materialismus der neuern deutschen Naturwissenschaft (1863)”, — „Das Meer (1865; 2de druk (1874)”, — „Das Alter des Menschengeslechts (1863)”,— „Für Baum und Wald (1870)”, — „Das Salz (1875)”, — en „Die Bedeutung der Juden für Erhaltung und Wiederbelebung der Wissenschaften im Mittelalter (1877)”. Ook zond hij een paar dichtbundels in het licht.