Onder dezen naam vermelden wij:
Cornelius Duplicius de Schepper of Scheppers, een verdienstelijk Nederlandsch staatsman. Hij werd geboren te Nieuwpoort, bezocht de hoogeschool te Parijs, legde er zich toe op welsprekendheid en natuurkunde, en behaalde er den doctorsgraad met den hoogsten lof. Daarna bleef hij nog eenigen tijd in Frankrijk en bezocht de hoogeschool te Leuven.
Zijne algemeene kennis en zijne vaardigheid in het schrijven van Latijnsch proza en dicht worden door Erasmus openlijk geroemd. In 1520 was hij te Brugge en trad in dienst van Christiaan II, die hem als gezant naar Spanje zond, om eene huwelijksgift van den Keizer op te vragen. Het gelukte hem niet, zijn doel te bereiken, doch hij verkreeg van Karel een brief, waarin deze aan de landvoogdes Margaretha toestond, dat Christiaan II in de Nederlanden eene vloot uitrustte en soldaten aanwierf voor eene expeditie naar Denemarken. Toen deze mislukte, stelde Schepper op last des Konings eene memorie op tegen den Hamburger raadsheer Joachim Wullenwever. Den 19den Junij 1526 was hij met den Koning en diens secretaris aanwezig bij het overlijden van koningin Isabella.
Toen voorts Christiaan zich genoodzaakt zag zijne dienaren te ontslaan, vertrok Schepper naar Spanje met eene aanbeveling van Margaretha aan den Keizer; Christiaan II benoemde hem in 1528 tot heer van Yaemtland en Karel tot zijn raad en secretaris van Staat. Schepper belastte zich voorts met eene zending naar Schotland, vergezelde den Keizer in 1530 naar Bologna, was tegenwoordig bij diens krooning en ging met hem naar den Rijksdag te Augsburg.
Voorts werden hem zendingen opgedragen naar Hongarije, Zwitserland en Turkije, en daarna zag hij zich door de Landvoogdes met onderscheidene eervolle commissiën belast en in 1537 weder naar Spanje afgevaardigd. In 1538 nam hij deel aan de vredesonderhandelingen te Nice en Villefranche, waarna de Keizer hem tot raad van State benoemde.
In 1539 vertrok hij met een brief des Keizers naar het oproerige Gent, maar kon de stad niet tot gehoorzaamheid bewegen. Telkens werd hij met nieuwe zendingen belast, in 1541 naar Frankrijk, daarna naar Duitschland en in 1542 naar den Landdag te Spiers, — voorts naar verschillende Duitsche Vorsten en naar de stad Bremen. Inmiddels was hij tot tresorier-generaal der spaarkas benoemd, had grooten invloed bij den Keizer en onderscheidde zich door eene onvermoeide werkzaamheid.
In 1545 ging hij als buitengewoon gezant der Landvoogdes naar Engeland, het daaropvolgende jaar nogmaals, en eindelijk wederom naar Spanje. Na zijn terugkeer hernam hij zijn post als raad van State en zorgde voor de zaken der verdediging en der openbare werken.
Deze bekwame staatsman overleed te Antwerpen den 28sten April 1555. Van zijne geschriften vermelden wij: „Assertiones fidei adversus astrologos (1523; 2de druk 1547)”, — „Apologeticum pro jure ac defensione Principis sui Christierni, Daniae regis, in Belgium profugi (1524)”, — „Elegia in mortem serenissimae principis Isabellae (1523)”, — waarschijnlijk ook: „Rerum a Carolo V Caesare Augusto in Africa bello gestarum commentarii (1555)”, — en eindelijk: „Missions diplomatiques de Corneille Duplicius de Schepper etc (1856)”.
Gerard Antoni IJssel de Schepper, een verdienstelijk regtsgeleerde, geboren te Deventer den 10den Mei 1810. Hij studeerde aan het athenaeum in zijne geboorteplaats, nam deel aan den Tiendaagschen Veldtogt, zette zijne studiën voort te Leiden, promoveerde aldaar in 1834 op eene Dissertatie: „De causa in conventionibus secundum jus Romanum et Francicum”, werd in 1836 notaris te Olst, voorts lid van den gemeenteraad aldaar, alsmede van de Provinciale Staten van Overijssel, was gedurende 2½ jaar lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, behoorde tot de leden der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, en overleed den 22sten October 1868.
Van zijne geschriften vermelden wij: „Vlugtige beschouwingen omtrent het verkiezingsstelsel (1642)”, — „Betoog van de verpligting der gemeenten tot onderhoud van de publieke wegen op haar grondgebied (1859)”, — „Het onregtmatige, ondoeltreffende en hoogst nadeelige der armenwet in hare bepalingen omtrent het domicilie van onderstand (1861)”, — terwijl hij met den baron de Saint-Genois de „Missions diplomatiques de Corneille Duplicius de Schepper” in het licht zond.