Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Schemering

betekenis & definitie

Schemering (De), verdeeld in morgen en avondschemering, ontstaat, wanneer de nog niet verschenen of pas verdwenen Zon hare stralen uitzendt naar den dampkring boven ons, zoodat deze hen terugkaatst en alzoo een flaauw allengs toe- of afnemend licht verspreidt. Zij is de oorzaak, dat de nacht niet plotselijk door den dag vervangen wordt, en omgekeerd.

Men onderscheidt eene burgerlijke en sterrekundige schemering. De eerste begint des avonds met den ondergang der Zon en duurt zoolang men zijne gewone bezigheden nog kan verrigten, — en des morgens, zoodra men geen kunstlicht meer noodig heeft, om met den opgang der Zon te eindigen. De sterrekundige schemering begint des ochtends en eindigt des avonds zoodra de Zon zich 18° beneden den horizon bevindt, terwijl de burgerlijke aanvangt en eindigt bij 6° tot 6°30'.

Daaruit volgt, dat haar duur voor een gegeven tijd afhankelijk is van de geographische breedte en van den stand der Zon. Klimt of daalt de Zon boven of beneden den horizon in eene loodregte rigting, dan doorloopt zij in den kortsten tijd den afstand van 18°, en de schemering duurt er zeer kort. Deze duur is op den evenaar slechts 1 uur en 19 minuten, terwijl zij op alle plaatsen, wier breedte meer bedraagt dan 48°30' in het midden van den zomer den geheelen nacht aanhoudt. De tijd, waarin dit geschiedt, is te langer naar mate men meer tot de pool nadert, en wél op 49° N. B. van 10 Junij tot 2 Julij, — op 52°, zooals in ons Vaderland, van 20 Mei tot 23 Julij.

In het algemeen duurt de sterrekundige schemering voor eene bepaalde plaats den geheelen nacht, zoodra de declinatie der Zon + de breedte 72° of meer bedraagt. Hieruit blijkt, dat de poolstreken in het genot zijn der schemering gedurende het grootste gedeelte van dien tijd, waarin de Zon er niet boven den horizon verschijnt, zoodat de duisternis van den langen winternacht er niet weinig door de schemering getemperd wordt.

< >