Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Samos

betekenis & definitie

Samos, door de Turken Sisam Adassy geheeten, een van de grootste eilanden der Aegésche Zee, bij de Ionische kust gelegen, de Golf van Scalanova ten zuiden afsluitend, en van Klein-Azië door eene smalle straat gescheiden, is 45 Ned. mijl lang, op de breedste plaats 19 Ned. mijl breed en heeft eene oppervlakte van 10 geogr. mijl. Het oostelijk gedeelte van het eiland is heuvelachtig, het midden door een meridiaangebergte bedekt, dat in het noorden Assoron (thans Karvoeni, 1140 Ned. el hoog) en verder zuidwaarts Ampelos (thans ook Pevka, 750 Ned. el hoog) genaamd werd, en in het westen verrijst ter hoogte van 1440 Ned. el de Cerceteus (thans Kerki). Tot de schatten van den bodem behoren er: ijzer, lood en amaril. Het eiland is rijk in bevallige natuurtooneelen en in vergelijking met andere eilanden mild besproeid, hoewel de grootste rivier er slechts 14 Ned. mijl lang is.

De westpunt van het eiland heette kaap Cantharium (thans kaap Dominicus) en de oostpunt Poseidium (thans kaap Gatus), terwijl de zuidpunt den naam draagt van kaap Colonna. In de dagen der Oudheid werden er olie, vijgen, druiven en andere vruchten uitgevoerd; ook nu nog wordt er wijn verbouwd en verscheept, en de witte muskaat van Samos behoort tot de heerlijkste wijnen der Grieksche eilanden. Voorts vindt men er den steen van Samos, die gebruikt wordt om goud te polijsten en de aarde van Samos, eene soort van leem, waarvan voortreffelijk aardewerk vervaardigd werd. — Samos werd oorspronkelijk bewoond door Cariërs en Lelegers, doch deze zijn reeds vroeg door Ioniërs uit Epidaurus verdrongen. Onder deze bereikte Samos een hoogen trap van ontwikkeling; de bouwkunst en de beeldende kunst bloeiden er reeds in de 7de eeuw vóór Chr. in de scholen van Rhoecus en Theodorus, en door hen werd de metaalgieterij en de kunst edelgesteenten te bewerken niet weinig bevorderd. Samos wedijverde met Corinthe in het bouwen van schepen, en een man uit Samos, Caloeus genaamd, was, naar men meldt, de eerste, die tusschen de Zuilen van Hérculés doorstevende. Vooral was dit eiland magtig in de dagen van Polycrates (532—522 vóór Chr.), die er eene zeemogendheid stichtte, maar door den Perzischen landvoogd Oroetes door misleidende beloften naar Klein-Azië gelokt en gedood werd. Zijn broeder Syloson overweldigde dit eiland met hulp van Perzië, gaf het prijs aan verwoesting en heerschte er als Perzisch landvoogd, totdat het in 479 door den slag van Mycale zijne vrijheid herkreeg. Het behoorde tot den Attischen Zeebond, zonder schatting te betalen, kwam vervolgens in Opstand en werd in 440 door Péricles onderworpen, maar vervulde tegen het einde van den Peloponnesischen oorlog eene belangrijke rol, daar de Attische vloot er geruimen tijd gestationeerd was.

Daar Samos tot aan den slag bij Aegospotamos getrouw bleef aan de Atheners, werd het in 404 veroverd door Lysander, die er eene oligarchie vestigde en een Spartaansch opperhoofd met het gezag bekleedde. Na dien tijd stond Samos bij afwisseling onder den invloed der Spartanen, Atheners en Perzen. In 365 veroverde de Attische veldheer Timótheus na eene belegering van 10 maanden de hoofdstad, verdreef er de geheele bevolking en bragt Attische kolonisten derwaarts. Eerst na den dood van Alexander de Groote werd het eiland door Perdiccas aan de Sauriërs teruggegeven (322). Later behoorde het tijdelijk aan Egypte, streed met Antíochus de Groote en Mithrídates tegen Rome, en werd in 84 vóór Chr. met het Romeinsche wingewest Azië vereenigd. Ten tijde van de Keizers had het eiland zijne voormalige belangrijkheid verloren. — De oude, evenzoo genoemde hoofdstad lag aan de zuidoostkust waar thans Chora en Tigani zich verheffen, en in de vlakte ten zuidwesten van die stad (met deze door een Heiligen Weg verbonden) vond men den vermaarden tempel van Hera, van welken zich thans nog ééne zuil vertoont. Die tempel was in Ionischen stijl door Rhoecus gebouwd, maar werd niet voltooid. Hij werd door de Perzen aan de vlammen prijs gegeven, maar verrees op nieuw, en vervolgens door de zeeroovers en eindelijk door Verres en M. Antonius geplunderd.

In den tijd van Strabo was die tempel eene soort van muséum met schilderijen en standbeelden, en in de dagen van Tácitus eene wijkplaats voor vervolgden. Van de stad Samos is nog de noordelijke ringmuur aan de steile helling van een berg en een gedeelte van den oostelijken ringmuur met torens en poorten bewaard gebleven; zij zijn gedeeltelijk in cyclopischen bouwtrant en gedeeltelijk van teerlingsteenen opgetrokken. De burgt Astypalaea lag ten oosten op een kleinen heuvel niet ver van de Zee. Voorts wordt aan Polycrates de aanleg van een havendam en van eene onderaardsche waterleiding toegeschreven. Daarenboven heeft men er overblijfselen van eene vrij lange waterleiding uit den tijd der Romeinen, van een schouwburg, van in rotsen uitgehouwen woningen, van baden en van begraafplaatsen. In 1550 werd Samos door de Turken veroverd en geplunderd en bleef na dien tijd onder hunne heerschappij. In den Griekschen vrijheidsoorlog behaalden er de Grieken onder Canaris in een zeegevecht eene belangrijke overwinning op de Turken, doch volgens het Protocol van Londen van 1827 werd Samos in 1830 aan de Turken teruggegeven en den 4den December 1832 door een Firman van den Sultan tot een schatpligtig vorstendom verheven. Meermalen, bijv. in 1849 en 1850, kwam er de Grieksche bevolking in opstand tegen het Turksche gezag. — Het eiland behoort thans tot het Turksche ejaleet Dsjesair en bevindt zich als schatpligtig vorstendom in een eigenaardigen toestand.

De Porte benoemt er een Grieksch Vorst — thans Constantijn Photiades sedert 1874 — en ontvangt een bepaalden jaarlijkschen cijns (400000 piasters), waartoe belastingen worden uitgeschreven door de volksvertegenwoordigers, die ieder jaar éénmaal te Vathy gedurende eenige weken vergaderen. De bevolking telt bijna 35000 zielen (1875), bijna allen Grieken, die zich met landbouw, handel en scheepvaart bezig houden. Rozijnen en wijn worden er in aanzienlijke hoeveelheid uitgevoerd. In 1875 telde de koopvaardijvloot er 252 schepen, en in de havens van Samos kwamen 55 stoombooten en 4169 zeilschepen. In de behoefte aan onderwijs wordt er voorzien door een gymnasium, eene hoogere burgerschool voor meisjes en talrijke volksscholen. De hoofdstad is Vathy met 1500 huizen, het paleis van den Vorst en eene goede haven. Een kunstweg verbindt deze stad met Mytilini en met Chora, den zetel van den bisschop.

< >