Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Samaritanen

betekenis & definitie

Samaritanen, door de Israëlieten ook Kuthim geheeten, is na den tijd der Babylonische ballingschap de naam der bewoners van Midden-Palaestina of van Samaria. Zij zijn volgens het algemeen geldend gevoelen ontstaan uit eene vermenging van Israëlieten, bij de verovering van het rijk Israël door den Assyrischen koning Salmanassar in Palaestina achtergebleven, en van door dien Vorst derwaarts gezondene kolonisten uit Babel. Kutha, Ava, Chamath en Sepharvaim, alsmede van volksverhuizers uit Medië en Perzië. Hunne eeredienst was de Mozaïsche, vermengd met Heidensche bestanddeelen.

Bij den terugkeer der Joden uit Babylon wilden zij deelnemen aan den opbouw van den tempel te Jerusalem, maar werden als nakomelingen van afgodendienaars afgewezen, weshalve zij tot list en laster hunne toevlugt namen, om de teruggekeerde ballingen tegen te werken en zoowel de herstelling van het heiligdom als de versterking van Jerusalem te verhinderen. De stichting van een eigen tempel op den berg Gerizim bij Sichem (409), waarbij zij krachtig ondersteund werden door Manasse, den zoon van den hoogepriester Jojada, voltooide de scheiding dier beide volkeren en kweekte den bittersten haat, zooals blijkt uit de Bijbelsche gelijkenis van den „barmhartigen Samaritaan”. De Samaritanen deelden na den dood van Alexander de Groote het lot der overige bewoners van Palaestina, maar wisten zich aan de mishandelingen, waarmede Antíochus Epíphanes de Israëlieten teisterde, te onttrekken door hunne tempels in schijn toe te wijden aan Jupiter Hellenius. Daarom werden deze met de hoofdstad Samaria later door den Israëlietischen vorst Johannes Hyrcanus verwoest (120). Bij herhaling werden de ellenden des oorlogs over dit gewest uitgestort door den Israëlietischen koning Alexander, en de Samaritanen bleven smachten onder het juk der Joden, totdat zij door Pompejus daarvan werden bevrijd. Later werd Samaria bij het koningrijk van Herodes gevoegd, en na den dood van dezen stond het gedurende 10 jaar onder de opperheerschappij van Archelaus. Hierop werden zij onderdanen van den Romeinschen Keizer, en onder Claudius kwamen zij korten tijd onder den schepter van Herodes Agrippa. In weerwil van hun haat tegen de Israëlieten namen de Samaritanen deel aan den opstand van laatstgenoemden tegen de Romeinen; zij verschansten zich op den berg Gerizim, maar moesten zich aan de Romeinen overgeven, waarbij 11600 om het leven kwamen.

Onder de Byzantijnsche heerschappij vormden de Samaritanen aanvankelijk eene vrij uitgebreide, hoewel niet zeer talrijke gemeente. Hunne hoofdstad was toen Sichem, en de berg Gerizim de plaats van hunne eeredienst. Tusschen hen en de Christenen ontstonden vaak heftige twisten, zoodat zij deswege ten tijde van keizer Justinianus uit Nablus werden verdreven. Na dien tijd maakt de geschiedenis geene melding meer van Samaritanen, hoewel ook thans nog eene kleine Samaritaansche gemeente van omstreeks 135 zielen te Nablus (Neápolis, Sichem) bestaat. Zij bezit eene synagoge met een oud handschrift der boeken van Mozes, en een hoogepriester, naar hunne verzekering van Aarem afstammend, verrigt er de dienst. Zij erkennen genoemde vijf boeken als eene heilige oirkonde, maar verwerpen de overige gewijde schriften der Israëlieten, alsmede de mondelijke overlevering.

Het Samaritanismus had zich uit het grofste Heidendom allengs tot monotheïsmus ontwikkeld en toonde zich naauwgezet in het betrachten der Mozaïsche voorschriften, vooral in het vieren van den sabbath en in het handhaven der besnijdenis en naderde door zijne leerbegrippen en instellingen tot het Rabbijnsche Jodendom, doch week er ook in andere opzigten van af. De tekst van hunne vijf boeken van Mozes, met Oud-Hebreeuwsche of Samaritaansche letters geschreven, heeft onderscheidene aan de Septuagint ontleende tusschenvoegsels. H(j werd later overgezet in het Samaritaansch, eene taal, die het midden houdt tusschen het Hebreeuwsch en Arameesch en met talrijke niet-Semitische woorden is vermengd. In die taal zijn ook onderscheidene andere stichtelijke werken geschreven en later vertaald in het Arabisch, hetwelk thans door de Samaritanen gesproken wordt. Belangrijk voor de geschiedenis der Samaritanen zijn de „Commentarii historiae gentis Samaritanae (1846)” van Juynboll.

< >