Calcium, een licht-geel metaal, behoort tot de enkelvoudige stoffen en wordt in de scheikunde aangeduid door Ca. Het is het eerst door Davy in 1808 langs electro-chemischen weg verkregen. Hiertoe ontbindt men bevochtigden koolzuren kalk door middel der zuil van Volta of men leidt kalium-dampen over kalk, die in eene ijzeren buis tot rood- gloeijens toe is verhit.
Lies Bodart en Jobin bereiden het door ontbinding van iodcalcium met natrium, waarbij de kroes door middel eener schroef gesloten wordt. Caron ontbindt chloorcalcium met hulp van natrium en zink, en distilleert het zink uit de calciumzink-legéring. Deze laatste methode schijnt echter weinig geschikt, om een zuiver praeparaat te leveren.
Het calcium ontbrandt ligt in de lucht en verandert daarbij in kalk-aarde. Men vindt het in het rijk der delfstoffen verbonden met koolzuur in kalksteen, krijt, marmer, met zwavelzuur in gips, met kiezelaarde enz. Voorts is het in aanmerkelijke hoeveelheid voorhanden in eijerschalen, in de schelpen van weekdieren en in de beenderen. In het algemeen is het een bestanddeel van alle planten en dieren. Zijn soortelijk gewigt is 1,58. Zie verder onder Kalk.