Rue (Pieter de la), een verdienstelijk Nederlandsch geleerde, geboren te Middelburg den 30sten Mei 1695, studeerde en promoveerde te Leiden in de regten, en werd in 1718 schepen en in 1719 raad der stad Middelburg, thesaurier en voorzitter van het Collegie van Kleine Zaken. Met Joan Steengracht, Pieter Boddaert en anderen hield hij wekelijks eene dichtlievende bijeenkomst. Te zamen gaven zij uit: „Atreus en Thyestes, treurspel naar het Fransch van Crébillon (1717)”, — „Dichtlievende tijdkortingen bestaande in gedichten van onderscheidene stoffen enz. (1718)”, — en „Schets der heerlijkheid”.
In 1725 werd de la Rue provinciaal rekenmeester van Zeeland, doch eene zware zenuwziekte, die hem in 1741 aantastte, liet bij haar wijken eene onoverwinnelijke zwaarmoedigheid achter, die hem tot aan zijn dood, op den 1sten December 1770, ongeschikt maakte voor elke geregelde werkzaamheid. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „De Christelijke geloofsbelijdenis en het gebed des Heeren in rijm gebragt (1729)”, — „Bijbelstoffen (1731)”, — „Stichtelijke gedichten (1732)”, — „Geletterd Zeeland, verdeeld in drie afdeelingen, bevattende in zich de schrijvers, geleerden en kunstenaars enz. (1734)”, — „Staatkundig en heldhaftig Zeeland enz. (1736)”, — en „Regtvaardige verdediging van Zeeland’s luister enz. (1725)”.