Rötscher (Heinrich Theodor), een verdienstelijk dramaturg, geboren den 10den September 1803 te Mitten walde in Brandenburg, studeerde te Berlijn en te Leipzig in de Philologie en vertrok in 1828 als professor naar het gymnasium te Bromberg. Omstreeks dien tijd verscheen zijn geschrift: „Aristophanes und sein Zeitalter (1827)”. Voorts leverde hij: „Abhandlungen zur Philosophie der Kunst (1837—1847, 5 dln)”, — „Die Kunst der dramatischen Darstellung (1841—1846, 3 dln; 2de druk 1864)”, — en „Shakespeare in seinen höchsten Charaktergebilden (1864)”. Om nuttig te wezen voor het tooneel, begaf hij zich naar Berlijn, waar het ministérie Eichhorn hem belastte met het ontwerpen van een plan tot stichting eener tooneelschool.
De uitvoering daarvan werd echter verijdeld door de omwenteling van 1848. De betrekking, die hij bekleedde aan den Koninklijken Schouwburg, liet hij varen in 1851 en overleed, nagenoeg geheel van het licht der oogen beroofd, op den 9den April 1871. Van zijne overige geschriften vermelden wij nog: „Dramaturgische Skizzen und Kritiken (1847)”, — „Das Schauspielwesen (1843)”, — „Ueber Byrons Manfred (1844)”, — Seydelmanns Leben und Wirken (1845)”, — „Dramaturgische und ästhetische Abhandlungen (1864 en 1867)”, — „Dramaturgische Blätter (1865)”, — en „Entwickelung dramatischer Charaktere aus Lessings, Schillers und Goethe’s Werken (1869)”.