Roggenbach (Franz, vrijheer von), een staatsman uit Baden, geboren te Manheim den 23sten Maart 1825, studeerde te Heidelberg en Berlijn in de regten, begaf zich na 1848 op reis en vormde zich van 1850 tot 1855 te Parijs voor de diplomatieke loopbaan. Na zijn terugkeer in het Vaderland ijverde hij in 1859 tegen het verdrag van Baden met Rome, veroorzaakte na het sluiten hiervan in het voorjaar van 1860 den val van het bewind en trad den 2den Mei 1861 op als minister van Buitenlandsche Zaken en van het Groot-Hertogelijk Huis. In die betrekking betoonde hij zich een voorstander van eene vrijzinnige staatkunde. Vooral verzette hij zich tegen eene vernieuwing van den Bondsdag en riep in een gedenkschrift van 27 Januari) 1862 de Duitsche regéringen op, om zich ten nutte des Vaderlands opofferingen te getroosten.
Ook met betrekking tot de zaak van Keur-Hessen rigtte hij eene ernstige nota tot de verschillende Hoven. Hoewel de beide Kamers zijne gevoelens huldigden, legde hij tegen het einde van September 1865 de portefeuille neder wegens de houding der regéring van Baden ten opzigte der politiek van Pruissen omtrent Sleeswijk-Holstein. Zijne zending naar Berlijn in April 1866, om de spanning tusschen Pruissen en Oostenrijk uit den weg te ruimen, bleef zonder gevolg. Hij verliet daarop Karlsruhe en vertrok naar Bonn. Hij werd vervolgens lid van het Tolparlement en belastte zich in 1871 met de organisatie der rijksuniversiteit te Straatsburg.