Manheim of Mannheim, de voormalige hoofdplaats van de Rijn-Pfalz en thans de tweede residentie van den Groothertog van Baden en de hoofdplaats van een evenzoo genoemd district, ligt in eene vlakte, op den linker oever van de Neckar, bij haren mond, en aan de Rijn, waarover eene schipbrug is gelegd. Zij is eene der nieuwste en om die reden eene der regelmatigst aangelegde steden van Duitschland. De straten zijn Iijnregt, zindelijk , met fraaije huizen bezoomd, en snijden elkander onder regte hoeken. De kern der stad bestaat uit 110 quadraten, met uitzondering van eene enkele straat.
De voormalige vestingwerken zijn na den Vrede van Luneville gesloopt en door tuinen vervangen. Op het paradeplein verheft zich eene fontein met door Crepello gegoten beelden, en het fraaije, groote marktplein is versierd met eene van steen gehouwen groep van Peter en Matthaeus van der Branden. Op het plein bij den schouwburg, sedert 1850 het Schillersplein geheeten, ziet men het groote standbeeld van Schiller van Cauer, alsmede die van Iffland en Dalberg, door Miller gegoten. Het kasteel, van 1720 tot 1729 onder keurvorst Karl Philipp gebouwd en meer dan 500 vertrekken tellende, is een der grootste van Duitschland en bestaat uit 3 vierkanten. De linker vleugel is bij de belegering van 1795 grootendeels verbrand, en de regter vleugel, door keurvorst Abri Theodor opgetrokken en aan kunst en wetenschap gewijd, bevat ook thans nog eene verzameling van schilderijen, eene van kopergravures, eene van gipsafgietsels, eene van Etruscische, Romeinsche en Grieksche oudheden, en eene voor natuurlijke historie. Onder de kerken vermelden wij die van het voormalig collegie der Jezuïeten wegens haar keurig marmeren altaar en met fresco’s beschilderd gewelf. Andere merkwaardige gebouwen zijn het tuighuis, het verkoophuis en de schouwburg. Ook de spoorwegbrug over de Rijn en de kettingbrug over de Neckar zijn zeer merkwaardig.
Men heeft er een lycéum, eene openbare boekerij, een botanischen tuin en eene sterrewacht. De bevolking telt er ongeveer 46000 zielen (1875), en de nijverheid, met een groot aantal stoommachines werkende, ontwikkelt zich meer en meer. Voorts is er een aanzienlijke handel in tabak en in andere voortbrengselen des lands, terwijl de spoorwegen en rivieren er gelegenheid geven tot een uitgebreiden doorvoerhandel. Ook wordt de omzet er door twee jaarmarkten bevorderd. Men vindt er bekoorlijke wandelplaatsen in den tuin van het kasteel en op de Mühlaue, een eilandje in den mond van de Neckar. In den omtrek der stad heeft men vele tuinen en hopvelden.
Op de plaats, waar de stad zich tegenwoordig verheft, bevond zich in de eeuw, in de nabijheid eener voormalige Romeinsche kolonie, de villa Manniheim, tot het klooster Lorsch behoorende. Gedurende de 13de eeuw ontwikkelde zich die villa tot een tolheffend dorp en bezat een slot, waar paus Johannes XXIII gedurende het Concilie van Constanz werd gevangen gehouden. Keurvorst Friedrich IV van de Pfalz deed er in 1617 een versterkt kasteel verrijzen, Friedrichsburg genaamd , en onder zijn beheer verhief zich Manheim tot eene stad, hoofdzakelijk bevolkt door Nederlanders, die wegens geloofsvervolging de wijk namen uit hun vaderland. Gedurende den Dertigjarigen Oorlog werd Manheim in 1622 door Tilly, in 1631 door hertog Bernhard von Weimar, in 1644 door de Franschen en eenige dagen daarna weder door de Beijerschen veroverd, — voorts in 1688 na eene belegering van 17 dagen door Melac ingenomen en met elf andere steden van de BenedenPfalz verwoest. Bij het herstellen der stad in 1699 deed keurvorst Friedrich Wilhelm haar volgens de manier van Coehoorn versterken, en een sterk brughoofd dekte den overgang over de Rijn.
Intusschen is de stad haren voorspoed verschuldigd aan keurvorst Karl, die haar in 1720 tot zijne residentie verhief; zij behield dien rang tot in 1777. Gedurende den Omwentelingsoorlog maakten de Franschen in December 1794 na een bombardement van 2 dagen zich meester van het brughoofd, nadat de brug over de Rijn door het drijfijs was weggestuwd, en in 1795 werd de stad bij verdrag overgegeven. In 1799 werd zij door de Oostenrijkers onder aartshertog Karl veroverd, doch na den aftogt van dezen weder bezet door de Franschen. In 1803 is de stad toegekend aan Baden. — Het district Mainz telt op 8,31 geogr. mijl ruim 101000 inwoners in 35 gemeenten.