Rococo noemt men de verbastering van een bouw- en versieringsstijl in de 18de eeuw, die zich van vormen bedient, welke op het effect berekend zijn. Waarschijnlijk is de naam afkomstig van het woord rocaille, omdat rotsen schelpenversieringen veelal een eigenaardig bestanddeel uitmaken van dezen zonderlingen bouwstijl. H(j ontstond in Frankrijk, en de eerste sporen daarvan ontdekt men onder de Cotte in 1713 tot 1719. In meer ontwikkelden toestand vinden wij hem bij Oppenord ♰ 1742), Meissonnier (♰ 1750) en Leroux (♰ 1745).
Uit Frankrijk verbreidde zich het rococo naar andere landen en had inzonderheid grooten invloed op den vorm van porseleinen voorwerpen. Zijn karakter is, met betrekking tot gebouwen: omslagtige gevels met gebroken en gebogen hoofdlijnen, willekeurige deur- en venster-openingen en overlading met eene ziellooze ornamentiek, — voorts sieraden in den schelpenvorm, gemaniëreerde guirlandes van bloemen, stoelen en tafels met gebogen of verwrongen pooten, en hierbij smakelooze Chinésche of Japansche porseleinen. Tegen het einde der 18de eeuw is echter de rococostijl door een meer gezuiverden smaak vervangen.