Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Rodenberg

betekenis & definitie

Rodenberg (Julius), eigenlijk Julius Levy, een Duitsch dichter en schrijver, geboren den 26sten Junij 1831 te Rodenberg, studeerde te Heidelberg, Göttingen, Berlijn en Marburg in de regten, wijdde zich reeds vroeg aan de fraaije letteren en schreef: „Sonette für Schleswig-Holstein (1851)”,— „Dornröschen (1852)”, — en „König Haralds Todtenteier (1853; 3de druk 1856)”. Na zijne promotie dichtte hij een bundeltje: „Lieder (1853; 3de druk (1860)” en begaf zich op reis. Dat bundeltje vormt de kern zijner „Gedichte (1863; 4de druk 1866)”. Daarna leverde hij reisschetsen in de feuilletons van verschillende dagbladen , doch later afzonderlijk uitgegeven, zooals: „Pariser Bilderbuch (1856)”, — „Ein Herbst in Wales (1857)”, — „Kleine Wanderchronik (1858)” — „Alltagsleben in London (1859)”, — „Die Insel der Heiligen (1860; 2de druk 1863)”, — „Verschollene Inseln (1861)”, — „Die Harfe von Erin (1862; 2de druk 1863)”, — en „Tag und Nacht in London (1862; 4de druk 1864)”, gevolgd door den roman: „Die Straszensängerin von London (1862, 3 dln)”.

Na zijn terugkeer in Duitschland stichtte hij: een „Deutsches Magazin”, dat echter slechts 3 jaren bestond. Des te meer bijval vond zijn roman: „Der neue Sündfluth (1865, 4 dln)”. In 1863 vestigde hij zich te Berlijn, waar hij eerst tot de redactie van den „Bazar” behoorde en in 1867 het maandwerk: „Salon für Literatur, Kunst und Gesellschaft” stichtte en tot 1874 bestuurde (aanvankeiijk met Dohm). Als feuilletonschnjver leverde hij voorts: „Diesseits und jenseits der Alpen (1865)”, — „Paris bei Sonnenschein und Lampenlicht (2de druk 1867)”, — „Aus aller Herren Ländern (1868)”, — „Studienreisen in England (1873)”, — „In deutschen Landen, Skizzen und Ferienreisen (1873)”, — „Wiener Sommertage (1875)”, — „Ferien in England (1875)”, enz. Als dichter schreef hij eene vertaling der laatste „Chansons” van Béranger, — voorts: „Die Myrte von Killarney (1867)”, — den geschiedkundigen roman: „Von Gottes Gnaden (1870)” — „Kriegsund Friedenslieder (1870)”, — en „Lorbeer und Palme (1872)”. Sedert 1874 is hij redacteur van de zeer degelijke revue: „Deutsche Rundschau”.