Rhôngebergte (Het) ot Röngebergte, een der basaltgevaarten van Duitschland, strekt in de rigting van den meridiaan zich uit van Brückenau in Beijeren tot Vacha aan de Werra in Saksen-Weimar, terwijl het eene breedte heelt van omstreeks 75 Ned. mijl. Het ligt gedeeltelijk in Beijeren, gedeeltelijk in Pruissen, in Saksen Meiningen en in Saksen Weimar. Het bestaat uit een triasplateau, in welks dalen bruinkolen bezonken zijn, terwijl er vulcanische gesteenten, phonoliet, basalt en trachiet, de hoogste toppen vormen.
Bonte zandsteen is de basis van het geheele gebergte. De waterscheiding tusschen het stroomgebied van de Weser en dat van de Rijn loopt dwars door het gebergte heen.
Het zuidelijk gedeelte van het Rhöngebergte ligt bijna geheel in Beijeren en is met veel bosch begroeid. Hier verheft zich de Kruisberg (931 Ned. el hoog) bij Bischofsheim en het breede Dammersfeld (bijna even zoo hoog). De Hohe Rhön strekt als een hoog basaltplateau, met gras bekleed, zich uit tusschen de Ulster en de Felda. Hij is 22 Ned. mijl lang en eindigt in den Elnbogen (814 Ned. el hoog), terwijl hij uitgestrekte veenen draagt. Aan de overzijde van de Ulster verheft zich de Abtsröder Hoogte, het merkwaardigste gedeelte van het Rhöngebergte, met den Grosse Wasserkuppe (900 Ned. el hoog), den prachtigen Pferdskopf (898 Ned Ned. el hoog) en den rijkbegroeijden Euba. Ten oosten van de Streu en de Felda heeft men voorts eene keten van basaltgevaarten met den Geba (750 Ned. el hoog), terwijl men in het westelijk gedeelte het Koepelsdragende Rhöngebergte aantreft met den Milseburg, een der schilderachtigste bergen van midden-Duitschland, met eene kapél gekroond. Voorheen was er veel beukenhout, doch dit is meerendeels door naaldhout vervangen.
Het Rhöngebergte is een armoedig land; zijne hoogste gedeelten zijn bar en woest. Des winters zijn die gedeelten met groote massa's sneeuw bedekt, en des zomers worden zij door mist en regen bevochtigd, terwijl uitgestrekte veengronden er eene groote eentoonigheid geven aan het landschap. De bewoners houden er zich bezig met landbouw en veeteelt, met linnenweverij en het bewerken van hout. Bij gebrek aan goede wegen heeft men er van het ontginnen van bruinkolenmijnen nog weinig werk gemaakt, en ook aan de verveening is nagenoeg nog niets gedaan. Er wordt echter uitmuntende klei vandaan gehaald voor pottebakkerijen en fayencefabrieken.