Reuter. Onder dezen naam vermelden wij:
Fritz Reuter, den uitstekendsten plat-Duitschen dichter en verhalenschrijver onzer eeuw. Hij werd geboren te Stavenhagen in Mecklenburg-Schwerin, studeerde te Rostock en te Jena in de regten, nam aan laatstgemelde universiteit deel aan woelige studentenvereenigingen, werd in 1833 te berlijn in hechtenis genomen en ter dood veroordeeld, welk vonnis de Koning in 30-jarige vestingstraf veranderde, en na 4 jaar aan Mecklenburg uitgeleverd en aldaar te Dömitz gevangen gehouden, totdat hij in 1840 ten gevolge der Pruissische amnestie zijne vrijheid herkreeg. Hij bebouwde nu zijne van zijn vader geërfde goederen te Stavenhagen tot 1850, liet toen den landbouw varen en vestigde zich eerst als privaat-onderwijzer te Treptow en vervolgens als schrijver te Neubrandenburg. In 1864 verplaatste hij zijne woonstede naar Eisenach, waar hij den 12den Julij 1874 overleed. Toen hij zich te Treptow bevond, gaf hij zijne „Läuschen en Rimels (1853; 8ste druk 1865)” in het licht.
Daarop volgden: „De Reis nach Belügen (1858; 3de druk (1863)” — nieuwe „Lauschen en Rimels (1858; 8ste druk 1865)”, — „Kein Hüsung (1858; 3de druk 1865)”, — en „Schurr Murr (1862; 2de druk 1863)”, welke hem eene ongemeene populariteit verschaften. Voorts leverde hij het fraaije dichterlijk verhaal: „Hanne Nöte (1860; 6de druk 1868)”,— een aantal verhalen onder den titel: „Olie Kamellen ’, waaronder kleine, zooals: „Woans ick tau ’ne Fru kam”, — „Ut de Fransozentid”, — „Ut mine Festungstid”, — en den grooteren roman : „Ut mine Stromtid”. Voorts schreef hij: „Dörchläuchting (1866)”, — „De Mecklnbörgschen Montecchi und Capuletti oder de Reis’ nach Konstantinopel (1868)”. Zijne gezamenlijke werken verschenen bij zijn leven in 13 deelen, waarop later 2 deelen nagelaten geschriften gevolgd zijn. Eene volksuitgave in 7 dln is in 1877 en 1878 in het licht gekomen.
Paul Julius Reuter, den stichter van het naar hem genoemd telegraafbureau te Londen. Hij werd geboren te Cassel den 21sten Julij 1821, zag zich eerst geplaatst bij eene bank en was daarna eenigen tijd boekhandelaar te Berlijn. In 1849 stichtte hij met geringe middelen te Parijs een gesteendrukt correspondentieblad , doch toen op den lsten October van dat jaar de Pruissische regéring de lijn van Aken naar Berlijn voor het publiek beschikbaar stelde, begaf Reuter zich naar Aken en bood aan, tijdingen te bezorgen aan de voornaamste dagbladen en bankiershuizen. Tevens bragt hij eene duivenpost tot stand tusschen Aken en Brussel, om langs dien weg ten spoedigste tijdingen te hebben uit Parijs en Londen. De uitbreiding van het telegrafisch net in België was oorzaak, dat hij eerst te Verviers en daarna te Quiévrain ging wonen. Eindelijk vertrok hij tot bevordering der internationale correspondentie in 1851 naar Londen, waar hij zijne zaak aanmerkelijk uitbreidde.
Hij vestigde correspondentiebureaux te Amsterdam, den Haag, Brussel, Antwerpen, Bombay, Calcoetta, Alexandrië, Caïro, Sjanghai, Singapoor, Hongkong en Peking,— in de zeeplaatsen van Afrika, in Canada, West-Indië en Noord- en Zuid Amerika, alzoo over de geheele aarde. Gedurende den Amerikaanschen Oorlog had hij eene eigene telegraaflijn tusschen Cork en Crookhaven. Ook in China en Indië verbeterde hij het telegrafisch verkeer en stichtte eene koerierdienst tusschen Petersburg en Kiachta, het eindpunt der Russische telegraafdraden in Midden-Azië. In 1865 ontving hij vergunning van den Koning van Hannover, om een kabel te leggen tusschen de kusten van Engeland en Hannover, en deze vergunning behield hij onder het Pruissisch bestuur. Te vergeefs echter verzocht hij in 1867 verlof om particuliere telegraafstations te doen verrijzen te Berlijn en te Frankfort aan de Main. Thans is hij doorgaans de bezorger der nieuwste berigten aan het publiek.