Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Reinoud

betekenis & definitie

Reinoud of Reinald. Onder dezen naam vermelden wij:

Reinoud I, graaf van Gelder, die in 1271 onder eene soort van voogdijschap de regéring aanvaardde. Hij voerde bij herhaling oorlog tegen den Hertog van Brabant, werd in den vermaarden slag van Woeringen (1288) gewond en gevangen genomen en eerst door tusschenkomst van den Koning van Frankrijk tegen een zwaar losgeld naar Parijs gevoerd en vervolgens in vrijheid gesteld. Toen in 1295 een oorlog uitbarstte tusschen Frankrijk en Engeland, ondersteunde hij, tegen aanzienlijke vergoeding, dit laatste met 1000 krijgsknechten. Later trok hij over de Alpen, om den Keizer van het Roomsche Rijk bij te staan bij het onderwerpen der steden van Lombardije. Ook bevond hij zich in 1311 te Milaan, toen Hendrik er de ijzeren kroon van Lombardije ontving. In 1317 werd hij tot Rijksvorst verheven.

Inmiddels werd zijne overgroote weldadigheid jegens de geestelijken oorzaak van ongenoegen met zijn zoon. Niet onwaarschijnlijk is het tevens, dat Reinoud wegens eene wonde, die hij in den slag van Woeringen ontvangen had, bij het klimmen zijner jaren tot zwakheid en somtijds tot krankzinnigheid verviel, weshalve zijne gemalin, zijne dochters en vele edelen tegen hem partij trokken. Men vond goed, dat eenige aanzienlijken uitspraak zouden doen over het hangende geschil, doch deze bleef zonder gevolg. Vader en zoon kwamen intusschen tot eene verzoening, welke slechts kort duurde, waarna de beslissing werd opgedragen aan den Graaf van Holland en eenige Geldersche leen- en dienstmannen. Nadat nu wederom eene verzoening had plaats gehad, werd de oude Graaf opgeligt en op het huis Halle op de Veluwe gebragt, daarna aan den Graaf van Holland overgeleverd en eindelijk naar Montfoort vervoerd, waar hij den 9den October 1326 overleed.

Reinoud II de Zwarte, graaf van Gelderland en een zoon van den voorgaande. Hij aanvaardde de regéring na den dood zijns vaders, stelde orde op het geldelijk beheer, breidde door aankoop zijne goederen uit en was te Rome, toen Lodewijk de Beijer aldaar den 17den Februarij 1328 de keizerskroon ontving. Hij was gehuwd met Eleonora, eene zuster van Eduard II, koning van Engeland, ondersteunde laatststgenoemde tegen de Schotten, streed voorts tegen de Friezen en overwon deze in een slag bij Vollenhoven, waar 2000 Friezen sneuvelden. Voorts ondersteunde hij Eduard van Engeland tegen den Koning van Frankrijk, en eerstgenoemde beloonde hem door hem tot graaf van Cambridge en pair van Engeland en tevens het graafschap Gelderland tot een hertogdom te verheffen. Reinoud overleed te Arnhem den 12den October 1343.

Reinoud lIl, hertog van Gelderland en graaf van Zutfen. Hij was een zoon van den voorgaande en werd geboren den 13den Mei 1332. Aanvankelijk kwam hij bij het overIijden van zijn vader onder de voogdij van zijne moeder Eleonora, maar reeds een jaar daarna werd hij als vorst des lands gehuldigd. Hij trad in het huwelijk met Maria van Brabant, werd weldra tot ridder geslagen en koos in den Gelderschen partijstrijd de zijde der Bronckhorsten, terwijl zijne moeder Eleonora en zijn broeder Eduard zich bij de Heeckerens voegden. Hierdoor ontstond een broedertwist, totdat den 21sten December 1353 een verdrag gesloten werd, waarbij Reinoud het hertogdom Gelder en het graafschap Zutfen aan het stadhouderlijk beheer van zijn broeder opdroeg en zich met den titel van hertog vergenoegde. Weldra echter had hij berouw over dien stap, en het twistvuur ontbrandde op nieuw.

Eindelijk moest hij op den 28sten Mei 1361 het bewind nogmaals aan zijn broeder afstaan. Hij werd eerst op den burgt te Rozendaal in bewaring gehouden en vervolgens naar het kasteel Nyenbeek bij Voorst gebragt. Hier nam zijn ligchaam zoozeer toe in om vang, dat het onnoodig werd de deur van zijn kerker te sluiten. Toen voorts Eduard den 22sten Augustus 1371 in een gevecht door Herman van Leers was gedood, werd Reinoud na eene tienjarige gevangenschap weder op den hertogelijken troon geplaatst. Zijne gezondheid was echter ge knakt, zoodat hij reeds na verloop van drie maanden op omstreeks 39-jarigen ouderdom overleed.

Reinoud IV, hertog van Gelderland. Deze werd in 1402 de opvolger van zijn hoeder Willem, onderscheidde zich door ridderlijke daden, regelde de binnenlandsche aangelegenheden en verbeterde de regtsbedeeling. Intusschen zag hij zich genoodzaakt, oorlog te voeren met zijne naburen, had niet weinig te worstelen met de zelfzuchtige Geldersche edelen, en overleed den 25sten Junij 1423.

Reinwardt (Caspar Georg Carl), een vermaard reiziger en natuurkenner, geboren den 3den Junij 1773 te Lutteringhausen in RijnPruissen, kwam op zijn 14de jaar in de apotheek van zijn broeder te Amsterdam en legde zich met ijver toe op de pharmacie, de oude talen, de natuur- en geneeskunde. Weldra onderscheidde hij zich zoozeer door zijne kennis, dat hij reeds in 1800 benoemd werd tot hoogleeraar in de schei-, kruid- en dierkunde te Harderwijk. Hij aanvaardde die betrekking met eene redevoering: „Over de geestdrift, waarmede de beoefenaars der natuurlijke historie en bijzonder der kruidkunde voor hunne studiën bezield zijn”, verbeterde er den botanischen tuin, herstelde er het laboratorium en bekleedde er in 1802—1803 het rectoraat. In Julij 1808 werd hij door koning Lodewijk aangesteld tot directeur van een te Soestdijk op te rigten dieren- en plantentuin. De dieren werden echter weldra naar Haarlem en toen naar Amsterdam verplaatst. Hier werd Reinwardt in 1810 buitengewoon hoogleeraar in de scheikunde en pharmacie en bleef tevens directeur van het Koninklijk Kabinet van natuurlijke historie. Hij aanvaardde eerstgenoemde betrekking met eene oratie: „De chemiae et historiae naturalis studiis recte instituendis”, en werd er lid van het Instituut, van de provinciale commissie van landbouw enz. Na de herstelling onzer onafhankelijkheid werd Reinwardt belast met de taak, om bij het overnemen der Oost-Indische koloniën het bestuur aldaar met raad bij te staan.

Hij bereikte Batavia in April 1816, toefde meestal op Buitenzorg, ondernam in 1817 eene reis door het binnenland, was op het gebied der natuurlijke historie met ijver werkzaam, regelde op Java de geneeskundige dienst en reorganiseerde de militaire school te Samarang. In 1818 volbragt hij een togt naar den vuurspuwenden berg Goentoer, in 1819 eene reis door Java, in 1820 eene expeditie naar de Molukken, en zag zich vervolgens benoemd tot hoogleeraar te Leiden. Hij keerde alzoo naar Nederland terug en aanvaardde op den 3den Mei 1823 zijn ambt met eene „Oratio de augmentis, quae historiae naturali ex Indiae investigatione accesserunt”. Daar hij tevens directeur werd van den académischen tuin, ontbrak hem de tijd om de gewenschte rapporten en reisverslagen omtrent Java in gereedheid te brengen. Immers hij had al de vakken der natuurlijke historie voor zijne rekening genomen, en eerst na de benoeming van den hoogleeraar van der Hoeven kon hij zich tot de kruidkunde bepalen. In 1845 ontving hij een eervol emeritaat, en overleed den 6den Maart 1854. Zijne „Reis naar het oostelijk gedeelte van den Indischen archipel” is later door den hoogleeraar de Vriese voor den druk in gereedheid gebragt en in 1858 met een levensberigt en vele bijlagen uitgegeven. Onderscheidene namen van Javaansche planten zijn van hem afkomstig, hetwelk door toevoeging van de letters Reinw. wordt aangeduid.

< >