Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gelder

betekenis & definitie

Gelder of Gélre, een voormalig Duitsch hertogdom, grensde aan Friesland, Westfalen, het hertogdom Berg, Brabant, Holland en de Zuiderzee. Dit gewest werd oorspronkelijk door de Sicambriërs en de Bataven bewoond, later door de Franken, die het bij Austrasië voegden en het door praefecten deden besturen, waarna laatstgenoemden zich allengs opwierpen tot onafhankelijke heeren. Als eerste graaf van Gelder wordt Otto I genoemd, die in 1074 de opvolger werd van zijn vader Godschalk, praefect van Gelder en Zutphen. Vijf jaar later werd Gelder door Keizer Hendrik IV tot een graafschap verheven.

Graaf Otto II breidde in 1117 de grenzen van het graafschap uit doordien hij ook de Betuwe verwierf, weike te voren aan Utrecht toebehoorde. Een oorlog van den Graaf met den Bisschop van Utrecht in 1202 eindigde met zijne gevangenneming door den hertog van Brabant, doch door dezen als zijn leenheer aan te nemen, herkreeg hij de vrijheid. — Zijn zoon en opvolger Gerhard IV ondersteunde zijn schoonvader, hertog Hendrik I van Brabant, in 1212 tegen den Bisschop van Luik, maar werd door dezen in 1213 bij Steppe geslagen. In 1225 verleende hij hulp aan den Bisschop van Utrecht tegen oproerige onderdanen, werd in den slag bij Koevorden gevangen genomen, doch zag zich weldra weder op vrije voeten gesteld. --Otto III, de Hinkende bijgenaamd, versterkte onderscheidene steden, begiftigde ze met voorregten, om den handel te doen bloeijen, en maakte een begin met de opheffing van het lijfeigenschap. Toen hij voorts onderstand verleende aan graaf Willem van Holland tegen Keizer Frederik II, stond eerstgenoemde de stad Nijmegen af aan het graafschap Gelder. In 1263 werd hij mede voogd van Floris V, „Graaf van hólland, en bragt aan de Zeeuwen eene nederlaag toe, — Zijn zoon en opvolger Reinout I deed tegenover Adolf, graaf van Berg, aanspraken gelden op het hertogdom Limburg, maar stond ze in 1238 af aan Hendrik IV, graaf van Luxemburg. De oorlog, welke hierdoor ontstond, gaf aanleiding tot den slag bij Woeringen (5 Junij 1288), waar Reinout in gevangenschap geraakte en zijne vrijheid voor den afstand zijner aanspraken op Limburg koopen moest. In 1318 ontstond in het graafschap Gelder een oproer; aan het hoofd dier beweging stond zijn zoon Reinout, die zich door list van zijn vader meester maakte en hem in de gevangenis wierp, waar de oude graaf in 1326 overleed. — Reinout II werd in 1339 door Keizer Lodewijk de Beijer tot hertog van Gelder verheven en tevens met Oost-Friesland beleend. Hij overleed in 1343. — Zijn 10-jarige zoon Reinout III volgde hem op onder voogdijschap van Adolf II van der Mark.

Daar echter de steden van Gelder van dat bestuur gebruik maakten, om hunne voorregten uit te breiden, ontstonden er weldra verwarringen, welke door Eduard, een broeder van Reinout III, niet weinig werden vermeerderd. Eduard voegde zich in 1350 bij de partij der Meeckerens, én de Hertog bij die der Bronckhorsten. Na een burgeroorlog, die 10 jaar duurde, werden laatstgenoemden bij Tiel door de Heeckerens geslagen (1361), waarna de Hertog in de gevangenis werd geworpen, en Eduard de teugels van het bewind in handen nam. Na velerlei oneenigheden met Holland en Brabant, verleende hij hulp aan hertog Willem van Gulik tegen hertog Wenzel van Brabant, doch werd den 22sten Augustes 1371 bij Bastweiler doodelijk gewond, en overleed kinderloos 2 dagen daarna. Nu werd de gevangen graaf Reinout III weder aan het hoofd der zaken geroepen, doch hij overleed weldra (December 1371), zonder afstammelingen achter te laten. Terwijl nu de Meeckerens zich verklaarden voor Mathilde, eene dochter van Reinout II en de weduwe van graaf Jan van Cleef, poogden de Bronckhorsten de hertogelijke waardigheid te bezorgen aan Willem van Gulik, den 7-jarigen neef van den laatsten hertog. Hierdoor ontstond de Geldersche Successie-oorlog, die eerst in 1379 eindigde ten gunste van Willem van Gulik, zoodat deze in 1383 door Keizer Wenceslaus met het Hertogdom beleend werd. In 1384 trok Willem met de Duitsche Ridders te velde tegen de Pruissen, doch de Brabanders maakten van zijne afwezigheid gebruik om een inval te doen in zijn hertogdom, zoodat hij met spoed terugkeerde.

Zijne oorlogsverklaring aan Brabant had echter ten gevolge, dat de Hertog van Bourgondië en de Koning van Frankrijk partij tegen hem kozen. Willem echter vertrouwde op het bondgenootschap met Engeland en antwoordde met eene oorlogsverklaring aan Frankrijk. Toen de Franschen intusschen zijne grenzen naderden, vroeg hij om den vrede. Daarna volbragt hij in 1389 den veldtogt tegen de Pruissen en snelde in 1390 den hertog van Bourbon tegen de Saracenen te hulp. In 1393 erfde hij het hertogdom Gulik en voerde vervolgens nogmaals oorlog met Brabant, waarna hij in 1402 overleed. — Zijn broeder en opvolger Reinout IV ondersteunde in 1407 Jan, heer van Arkel tegen de Hollanders, zoodat deze Arkel aan Gelder toekende. Hij overleed kinderloos in 1423. — Daarna viel het hertogdom Gelder ten deel aan Arnóld van Egmond onder voogdijschap van zijn vader Jan van Arkel. Die opvolging was eerst door Keizer Sigismund goedgekeurd, doch deze herriep zijn besluit en benoemde Adolf, hertog van Berg en Gulik, tot hertog van Gelder. Hierdoor ontstond een langdurige oorlog, die in 1437 eindigde door de beslissing van Philippus van Bourgondië, waardoor het hertogdom Gelder aan Arnóld van Egmond werd toegekend.

Vruchteloos zocht laatstgenoemde zich ook van Gulik meester te maken. In 1458 kwamen onderscheidene steden van zijn hertogdom in opstand. Zijn zoon Adolf was de aanvoerder der ontevredenen, doch de Hertog nam hem te Venlo gevangen en zond hem naar Palaestina. Adolf keerde echter in 1463 terug, maakte zich in 1465 door verraad meester van zijn vader en plaatste zich aan het hoofd der zaken. Onderscheidene pogingen van verschillende vorsten, inzonderheid van Karel de Stoute, om vader en zoon te verzoenen, leden schipbreuk op de hardnekkigheid van Adolf, waarna Karel hem in hechtenis nam en Arnóld weder op den troon plaatste. Daar zich echter bijna alle steden tegen hem verklaarden, deed hij in 1472 afstand van de regéring ten gunste van Karel van Bourgondië. Eerst na den dood van dezen (1477) herkreeg Adolf zijne vrijheid en werd door de Gentenaren aan het hoofd geplaatst van eene partij, die een huwelijk van hem met Maria van Bourgondië tot stand wilde brengen, doch hij sneuvelde bij de belégering van Doornik (22 Junij 1477). — Terwijl voorts zijne zuster Catharina de teugels van het bewind in handen nam, deed ook Willem, een broeder van hertog Arnóld, zijne aanspraken daarop gelden en werd aanvankelijk door den aartshertog Maximiliaan, den echtgenoot van Maria van Bourgondië, ondersteund. Beide hadden hun aanhang in Gelder, en om een burgeroorlog te verhoeden, nam Maximiliaan het land voor zich zelven in bezit (1483).

Niettemin werd Karel van Egmond, een zoon van Adolf, door Koning Karel VIII van Frankrijk dringend aanbevolen aan de gezaghebbenden in het hertogdom, zoodat na het verdrijven der Oostenrijkers Karel van Egmond door geheel Gelder als hertog erkend werd. Wel zocht Maximiliaan na het aanvaarden der keizerskroon dit gewest wederom te veroveren, maar belangrijker aangelegenheden hielden hem in Duitschland bezig. Ook zijn stadhouder in Nederland, de aartshertog Filips, en later Margaretha, waren buiten staat, om iets tegen Karel te ondernemen, die in 1507 uit Brabant en Holland derwaarts trok, Harderwijk en Bommel veroverde, in 1512 vóór Amsterdam verscheen en in 1514 Groningen innam. Aan het hoofd zijner „Zwarte Bende" bleef hij overwinnaar tot in 1528, en werd toen eerst door Karel V genoodzaakt bij het Verdrag van Gorinchem (5 Oetober), om van dezen het hertogdom Gelder en het graafschap Zutphen als leen te ontvangen. Later beijverde zich hertog Karel, bij de bevoegde magt in Gelder te bewerken, dat men er den koning van Frankrijk als leenheer erkende, doch zij noodzaakte hem, om zijn land af te staan aan Willem de Rijke, hertog van Cleef, tegen een jaargeld van 40000 gulden; hij overleed niet lang daarna. — Nu trad Willem wederom op en voerde, door de Franschen ondersteund, geruimen tijd een voorspoedigen oorlog; doch eindelijk verscheen Karel V zelf in de Nederlanden en zorgde, dat bij een verdrag van 7 September 1543 Gelder nogmaals aan hem werd afgestaan. Onze opstand tegen Spanje veroorzaakte eene scheuring in het aloude hertogdom; het noordelijk gedeelte voegde zich onder den naam van de provincie Gelderland (zie aldaar) bij de Unie van Utrecht, terwijl het zuidelijk gedeelte getrouw bleef aan Spanje. Het eerste behoorde na dien tijd tot Nederland (zie aldaar), terwijl het laatste met de hoofdstad Gelder bij den Vrede van Utrecht (1713) grootendeels aan Pruissen werd toegekend; slechts Roermond bleef behooren tot de Oostenrijksche Nederlanden.

< >