Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Rückert

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Friedrich Rückert, een uitstekend Duitsch dichter. Hij werd geboren den 16den Mei 1788 te Schweinfurt, studeerde te Jena in de regten, maar bepaalde zich vooral bij de beoefening der letteren en vestigde zich te Würzburg. Nadat zijne „Jugendlieder” in het licht verschenen waren, schreef hij: zijne „Geharnischten Sonette”, — „Amaryllis”, — „Agnes’ Todtenfeier”, — „Fünf Märlein” enz. In 1814 leverde hij onder den naam van Freimund Reimar zijne „Deutsche Gedichten”. Twee jaar later belastte hij zich met de redactie van het dichterlijk gedeelte van het „Morgenblatt” van Cotta. Te Stuttgart, waar hij zich vervolgens gevestigd had, zond hij den „Kranz der Zeit (1817)” en „Napoleon, eine politische Komödie (1816—1818)” in het licht. In 1817 begaf hij zich naar Italië, waar hij geruimen tijd te Rome den omgang genoot van uitstekende kunstenaars. Na zijn terugkeer vertoefde hij bij afwisseling ten huize zijner ouders te Ebern in Franken, te Coburg, Nürnberg en elders, totdat hij door zijn huwelijk in het bezit kwam van een bevallig landhuis te Neusesz bij Coburg, waar hij het grootste gedeelte zijner latere jaren sleet.

In 1826 werd hij hoogleeraar in de Oostersche taal en letterkunde te Erlangen. Bij voorkeur trouwens vertoefde hij met zijne verbeelding in het Oosten en schreef: „Die Verwandlungen des Abu Seid von Serug oder die Makamen des Hariri (1826; 5de druk 1875)”, — „Nal und Damajanti, eine indische Geschichte (1828; 5de druk 1874)”, — „Hebräische Propheten (1831)”, —„Schiking, chinesisches Liederbuch (1833)”, — „Morgenländische Sagen und Geschichten (1837, 2 dln)”, — „Erbauliches und Beschauliches aus dem Morgenlande (1837—1838, 2 dln)”, — „Röstern undSuhrab (1838; 2de druk 1846)”, — „Brahmanische Erzählungen (1839)”, — „Leben Jesu, Evangelienharmonie in gebundener Rede (1839)”, — „Amrillais, der Dichter und König (1843)”, — „Hamäsa oder die ältesten arabischen Volkslieder (1846, 2 dln)” enz. Na de troonsbeklimming van Friedrich Wilhelm IV werd Rückert in 1841 naar Berlijn geroepen, doch hij gevoelde er zich niet op zijn gemak, zoodat hij in 1848 voor goed naar zijn buitenverblijf terugkeerde. Van zijne gedichten vermelden wij nog: „Oestliehe Rosen (1822)”, — „Hausund Jahresliedern (vervaardigd in 1832—1839)”, — „Liebesfrühling (1821; 10de druk 1876)”, — en „Die Weisheit der Brahmanen (1836—1839, 6 dln; 9de druk 1875)”. Van minder belang zijn de dramatische stukken: „Saul und David (1844)”, — „Herodes der Grosze (1844)”, — „Kaiser Heinrich IV (1845, 2 dln)”, — en „Christoforo Columbo (1845)”. Hij overleed den 31sten Januarij 1866 te Neusesz, waar in 1869 een gedenkteeken ter zijner eer verrees. Zijne gedichten onderscheiden zich door rijkdom van denkbeelden en door sierlijkheid van taal; behalve het meesterschap over deze laatste bezat hij de gave, de ideeën, met het oog des geestes waargenomen, in een aanschouwelijken vorm voor te stellen. Zijne gedichten werden bij herhaling gezamenlijk uitgegeven.

Leopold Immanuël Rückert, een verdienstelijk Protestantsch godgeleerde. Hij werd geboren in 1797 te Groszhennersdorf in de Oberlausitz, studeerde te Leipzig, werd in 1844 hoogleeraar te Jena, en overleed aldaar den 9den April 1871. Hij heeft belangrijke commentaren geleverd op de merkwaardigste brieven van Paulus, — alsmede „Theologie (1851—1852, 2 dln)”, — „Das Abendmahl (1856)”, — en „Der Rationalismus (1858)”.

Heinrich Rückert een Duitsch geschiedschrijver en beoefenaar der Germaansche letterkunde. Hij werd geboren te Coburg den 14den Februarij 1823, studeerde in 1840—1844 te Erlangen, Bonn en Berlijn in de letteren, vestigde zich als privaatdocent te Jena, werd in 1852 hoogleeraar te Breslau en overleed aldaar den 11den September 1875. Van zijne geschriften vermelden wij: „Annalen der deutschen Geschichte (1850, 3 dln; 2de druk 1861, vervolgd in 1873)”, — „Geschichte des Mittelalters (1852)”, — „Geschichte der Neuzeit (1854)”,— „Allgemeine Weltgeschichte (1861)”, — „Lehrbuch der Weltgeschichte in organischer Darstellung (1857, 2 dln)”, — „Kulturgeschichte des deutschen Volks in der Zeit des Uebergangs aus dem Heidenthum in das Christenthum (1853 en 1854, 2 dln)”, — uitgaven van geschriften der oud-Duitsche letterkunde, zooals: „Lohengrin”, „König Rother”, „Heliand”, enz., — en „Geschichte der neuhochdeutschen Schriftsprache (1875, 2 dln)”.

< >