Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Pythágoras

betekenis & definitie

Pythágoras, een beroemd Grieksch wijsgeer en juist degene, die den naam van wijze (sophos) met dien van wijsgeer (philósophos of wijsheidlievende) verwisselde, was een zoon van Mnesarchus en werd geboren omstreeks het jaar 582 vóór Chr.

Sedert 529 was Croton het tooneel zijner werkzaamheden, alvorens hij een godsdienstig-staatkundig genootschap stichtte. Sommigen noemen hem een leerling van Pherecydes en van Anaximander. Eene reis naar Egypte en de omgang met de priesters aldaar hadden grooten invloed op zijne denkbeelden. Men vermeldt voorts, dat hij, door vervolgingen van de zijde der Democratische partij verontrust, na eene 20-jarige werkzaamheid Croton verlaten en zich te Metapontus gevestigd heeft en aldaar in hoogen ouderdom overleden is. Daar hij zelf niets geschreven heeft, kunnen wij hem slechts beoordeelen uit twijfelachtige fragmenten van zijn leerling Philolaus, een tijdgenoot van Sócrates, en uit verspreide mededeelingen van Plato en Aristóteles.

Latere tijden, vooral die van het Neo-Platonismus en Neo-Pythagorismus, hebben hem in een wolk van sagen gehuld. Zoodoende is hij herschapen in eene mythische figuur, terwijl de geschiedkundige berigten weinig licht verschaffen. Zooveel echter is zeker, dat Pythágoras de leer der zielsverhuizing en de wiskundige getallen-philosophie verkondigde, terwijl hij op eene gestrenge, schier kloosterlijke levenswijs aandrong. Men vindt in zijne leer den afgetrokken ernst van den Dorischen stam.

Voorts wordt hem de ontdekking toegekend van het naar hem genoemde theorema, dat de som der quadraten, beschreven op de regtshoekszijden van een regthoekigen driehoek, gelijk is aan het quadraat, beschreven op de hypothenuse van dien driehoek, — alsmede die, van den monochorda en van de bepaling der lengteverhoudingen van harmonievormende snaren. De sterrekundige denkbeelden der volgelingen van Pythágoras waren zeker hoogst gebrekkig, maar toch veel juister dan die van hunne tijdgenooten. Toch mag men de beweging om het centraalvuur niet verwarren met de beweging om de zon.

Eene oorspronkelijke voorstelling der Pythagoristen was die eener tegen-aarde (antichthon). De onderstelling van eene harmonie der sfeeren berustte op de afstanden der hemelligchamen, maar werd later opgesierd. In het algemeen werd aan den persoon van Pythágoras reeds bij zijn leven eene buitengewone hulde bewezen. De verzekering: „Hij heeft het gezegd (αὐτος ἐφά)” werd als een bewijs beschouwd.

De theoretische kern zijner wijsbegeerte is de mystieke leer van de scheppende magt der getalsverhoudingen, zich openbarend in het grondbeginsel: „Het getal is het wezen der dingen”. Sommige verhoudingsopgaven, zooals die van de harmonie der toonen, zijn hoogst merkwaardig, — andere, zooals die van de eenheid (monas) als het begrensde (den vorm) en van de tweeheid (dyas) als het onbegrensde (de stof), zijn willekeurig en naauwelijks te begrijpen. Vooral kende hij een groot gewigt toe aan de vierheid (tetraktys), namelijk aan de som der vier getallen 1, 2, 3, 4, aan het tiental. Intusschen is hij de eerste geweest, die over getalsverhoudingen in de natuur heeft nagedacht.

De zedeleer van Pythágoras geleek, zooals wij reeds zeiden, op die der monniken. Dit blijkt uit het stilzwijgen, dat de jongste leerlingen moesten bewaren, en uit zijne voorschriften, om zich van sommige spijzen te onthouden. De Pythagoristen waren van oordeel, dat de ziel in het ligchaam als in een kerker besloten was, en daarmede staat hunne leer van de zielsverhuizing in verband, welke zij blijkbaar uit het Oosten hadden overgenomen.

Op staatkundig gebied was Pythágoras de vertegenwoordiger der Aristrocratie, en men verhaalt, dat omstreeks eene eeuw na zijn optreden velen van zijne volgelingen als slagtoffers der Democratie gevallen zijn; zij werden in een aan den athleet Milo toebehoorend huis omsingeld en met het gebouw verbrand. Intusschen vindt men ook later in andere steden sporen van de heerschappij van het Pythagorismus. Het is onzeker, op welke wijze Pythágoras gestorven is, maar het berigt, dat ook hij bij laatstgemelde vervolging zou omgekomen zijn, mag niet als historisch worden aangenomen.

< >