Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Puit-aal

betekenis & definitie

Puit-aal (Zoarces viviparus L.) is de naam van een visch, die tot de familie der Sliimvisschen onder de Stekelvinnigen behoort. Deze zeevisch, ongeveer 3 Ned. palm lang, is kenbaar aan zijne kleine buikvinnen en aan zijn lansvormig ligchaam, dat door de verbondene rug- en staartvin omringd is, alsmede aan de eigenschap, dat hij levende jongen voortbrengt. De oogen zijn hoog in den kop geplaatst, de kaken van voren met 2 rijen, aan de zijden met ééne rij kegelvormige tanden gewapend, en het gehemelte is tandeloos. Zijne huid is glad en slijmerig en met kleine schibben voorzien.

Hij is aan de buikzijde roodachtig bruingeel en op den rug geelachtig bruin met donkerbruine marmervlekken aan de rugvin en eene rij van grootere zwarte vlekken langs de zijstreep. De puit-aal bewoont de kusten der Oost- en Noordzee tot aan het uiterste punt van Skandinavië, alsmede de kusten van Schotland, Engeland en Nederland. De eijeren van dezen visch, in het moederligchaam bevrucht, ontwikkelen zich aldaar volkomen, zoodat de jonge visschen na verloop van 4 maanden ter wereld komen.

< >