Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Pruissisch-Duitsche Oorlog

betekenis & definitie

Pruissisch-Duitsche Oorlog is de naam van den strijd, in 1866 door Oostenrijk met zijne bondgenooten tegen Pruissen om de hegemonie van Duitschland gevoerd. De voormalige eenheid van Duitschland kon slechts tot stand komen, wanneer de verschillende kleinere Staten zich schaarden rondom een grooten, krachtig georganiseerden Staat. Aanvankelijk scheen Oostenrijk die Staat te zijn, maar langzamerhand had zich daarnaast het weleer zoo nietige Pruissen tot een magtig rijk ontwikkeld. Tevens scheen het den Oostenrijkschen staatslieden geen ernst te zijn, een Duitsch Keizerrijk tot stand te brengen, zooals bleek uit het zonderling ontwerp tot hervorming van den Bond, door keizer Franz Joseph in Augustus 1863 aan de Duitsche Vorsten te Frankfort aan de Main voorgelegd.

Oostenrijk wilde daardoor alleen aan de Pruissische politiek eene beslissende nederlaag bezorgen. Nadat Oostenrijk zich voorts met betrekking tot het Sleeswijk-Holsteinsche vraagstuk van Pruissen gescheiden en de aanspraken van den hertog van Augustenburg in bescherming genomen had, werd door het Verdrag van Gastein van 14 Augustus 1865 de verwikkeling niet uit den weg geruimd, maar verdaagd. De nota’s, tusschen de beide mogendheden gewisseld, werden allengs scherper, terwijl de vijandige houding der Middenstaten tegen Pruissen toenam, en den 16den Maart 1866 gaf Oostenrijk in eene nota aan de bevriende Duitsche Hoven te kennen, dat het de Sleeswijk-Holsteinsche zaak in handen wilde stellen van den Bond en de Duitsche legermagt tegen Pruissen oproepen. Deze uitdagende houding van Oostenrijk deed in Pruissen de ten oorlog neigende weegschaal doorslaan. Den 8sten April 1866 werd een verbond met Italië gesloten, hetwelk dit rijk verpligtte den oorlog aan Oostenrijk te verklaren, bijaldien de Pruissisch-Duitsche strijd binnen vier maanden uitbarstte, terwijl het daardoor in het bezit zou komen van Venetië. Den 9den April deed Pruissen het voorstel bij den Bond, om dezen door eene regtstreeks gekozene vergadering te hervormen, — een stap, die Oostenrijk en de Middenstaten nog meer prikkelde tot den oorlog. Deze hielden zich tevens verzekerd van de overwinning en verdeelden in het geheim den buit. Oostenrijk zou Silézië met Breslau verkrijgen, — Saksen de Lausitz en een gedeelte van NederSilézië, — Hannover een gedeelte van Westfalen,—Würtemberg Hohenzollern, — en Beijeren een gedeelte van de Rijnprovincie.

Door tusschenkomst van Napoleon III, die ook een gedeelte van de Pruissische Rijnlanden begeerde, deed Oostenrijk aan Italië het aanbod, om Venetië af te staan, bijaldien het onzijdig wilde blijven. De opgewondenheid in Oostenrijk en Zuid-Duitschland nam toe, terwijl de diplomatieke onderhandelingen en de militaire toerustingen met klimmenden ijver werden voortgezet. Den 4den en 8sten Mei werden bevelen gegeven, om het Pruissisch leger mobiel te maken, in de Middenstaten buitengewone gelden voor oorlog toegestaan, — en den 8sten Junij droeg Oostenrijk de beslissing over Sleeswijk Holstein op aan den Bond. Den 5den Junij riep de Oostenrijksche stadhouder von Gablenz de Holsteinsche Standen bijeen, en 2 dagen daarna viel von Manteuffel uit Sleeswijk in Holstein, omdat Oostenrijk het verdrag van Gastein geschonden had, waarna de Oostenrijkers Holstein ontruimden. Den 11den Junij deed Oostenrijk bij den Bondsdag het voorstel, het Bondsleger mobiel te maken, met uitzondering van het Pruissische contingent, omdat Pruissen op eigen gezag in Holstein was gevallen, —welk voorstel den 14den Junij met 9 tegen 6 stemmen aangenomen werd. De Pruissische afgevaardigde Savigny verklaarde toen, dat Pruissen den Bond als ontbonden beschouwde en bragt een nieuw bondsverdrag ter tafel, waarbij Oostenrijk uitgesloten werd. Daarmede was de oorlog verklaard.

Wegens zijne ligging moest Pruissen in de eerste plaats Noord-Duitschland onschadelijk maken. Het deed alzoo den 15den Junij aan Hannover, Saksen en Keur-Hessen een ultimatum toekomen, waarin het die Mogendheden uitnoodigde tot onzijdigheid en toetreding tot den nieuwen Bond, terwijl zij alsdan in grondgebied en souvereiniteit ongedeerd zouden blijven. Het werd van de hand gewezen. Men had trouwens niet verwacht, dat al dadelijk den 16den Junij Pruissische troepen over de grenzen van Hannover, Saksen en Keur-Hessen zouden rukken. De Koningen van Saksen en Hannover verlieten met hunne soldaten de hoofdsteden, en de Keurvorst van Hessen werd gevangen genomen, terwijl zijn leger naar het zuiden ontsnapte.

Terwijl Oostenrijk het besluit nam, om in Italië slechts verdedigenderwijze te werk te gaan en niet meer dan 85000 man onder aartshertog Albrecht in den bekenden vestingen vierhoek plaatste, vereenigde het zijn hoofdleger ten getale van 247000 man tot den strijd tegen Pruissen. Daarbij kwamen nog 140000 man Duitsche hulptroepen. Van deze werden 270000 ('Oostenrijkers en Saksers) onder Benedek in Bohemen en Moravië opgesteld, terwijl 120000 man het westen en zuiden van Duitschland beveiligden. Pruissen beschikte over 300000 man; van deze werden 45000 man voor den oorlog in Duitschland bestemd en 255000 voor dien tegen Oostenrijk. De Koning belastte zich met het opperbevel, en Moltke was chef van den generalen staf. Het centrum stond onder prins Friedrich Karl in de Lausitz, de linker vleugel onder den Kroonprins in Silézië en de regter vleugel onder generaal Herwarth von Bittenfeld in Saksen. Er werd alzoo strijd gevoerd in Bohemen, Duitschland en Italië.

In het laatst van Junij en in de eerste dagen van Julij hadden bij herhaling gevechten plaats, die in het algemeen ten voordeele van de Pruissen uitvielen, waarna op den 3den van deze maand de beslissende slag bij Königgratz geleverd werd, waarin de Oostenrijkers eene volkomene nederlaag leden, zoodat Benedek met het overschot van zijn leger naar Olmütz de wijk moest nemen. Nu wierp Oostenrijk zich geheel en al in de armen van Napoleon III en stond Venetië af, hoewel het kort te voren bij Custozza eene overwinning had behaald op de Italianen. Het hoopte daardoor Italië tot onzijdigheid te bewegen, doch dit bleef getrouw aan zijne overeenkomst met Pruissen, en Napoleon zelf was wegens den gebrekkigen toestand van zijn leger niet in staat om hulp te bieden. Inmiddels naderde het Pruissische leger met dreigenden spoed de hoofdstad van Oostenrijk. Den 17den Julij had de Koning zijn hoofdkwartier te Nikolsburg, 9 geogr. mijl van Weenen. Daar de Pruissische bevelhebbers met groot beleid voorwaarts rukten en de bewegingen der Oostenrijkers belemmerden, — daar zij voorts op dat tijdstip een leger onder de wapens hadden gebragt van 660000 man en het besluit bij hen vaststond, om den strijd met kracht door te zetten, kwam den 21sten Ju!ij te Nikolsburg eene vflfdaagsche wapenrust tot stand, gedurende welke over de vredesvoorwaarden zou worden onderhandeld.

Door het leger, bestemd om tegen de Duitsche Middenstaten te strijden, werden de Hannoveranen bij Langensalza tot capitulatie gedwongen (27 Junij). Den 4den Julij leden de Beijersche troepen de nederlaag bij Dermbach, en den 13den Julij de Hessen bij Laufach. Nu beijverden zich de Staten van ZuidDuitschland door gezanten, die naar Nikolsburg werden afgevaardigd, een wapenstilstand te erlangen, die hun den 2den Augustus werd toegestaan. Inmiddels was reeds den 27sten Julij te Nikolsburg een voorloopige Vrede tusschen Pruissen en Oostenrijk gesloten, terwijl het aan Italië de provincie Venetië en aan Pruissen zijne regten op Sleeswijk-Holstein afstaan, 20 millioen thaler oorlogskosten betalen en de nieuwe, door Pruissen aan Noord-Duitschland te bezorgen instellingen erkennen moest. Beijeren, Würtemburg en Hessen smeekten Napoleon om hulp, en eerstgenoemde Staat verklaarde zich zelfs bereid om daarvoor de Pfalz af te staan, doch de Keizer van Frankrijk maakte daarvan slechts gebruik om, ter herstelling van het verbroken evenwigt bij de uitbreiding van Pruissen, voor zich zelven een gedeelte der Rijnstreken te eischen en in geval van weigering met den oorlog te dreigen. Die eisch werd den 6den Augustus op beslissenden toon van de hand gewezen, en het bleek, dat de bedreiging ijdelheid was.

Nu werden van de Staten, die aan den oorlog tegen Pruissen deel genomen hadden, Hannover, Keur-Hessen, Nassau en Frankfort aan de Main bij Pruissen ingelijfd en al de NoordDuitsche Staten tot een Noord Duitschen Bond vereenigd. Voorts sloot Pruissen met de ZuidDuitsche Staten een of- en defensief verbond, waarbij bepaald werd, dat zij bij het uit barsten van een oorlog hunne troepen onder het opperbevel van Pruissen moesten stellen. Volgens het vredesverdrag moest Beijeren 22, Würtemberg 13, Baden 6 en Hessen-Darmstadt 3 millioen florijnen oorlogskosten betalen. De definitieve vrede met Oostenrijk werd den 23sten Augustus te Praag gesloten, en die met Saksen kwam eerst den 22sten October tot stand. Pruissen verkreeg door zijne annexatiën eene aanwinst van 2308 geogr. mijl met 4285700 inwoners en een zamenhangend grondgebied, terwijl het zich aan het hoofd plaatste van Duitschland.

< >