Pontmartin (Armand Augustin Joseph Marie Ferrand, graaf de), een verdienstelijk letterkundige en romanschrijver, geboren den 16den Julij 1811 te Avignon, studeerde te Parijs in de regten, vertrok daarna weder naar het zuiden en zocht als voorstander der monarchale beginselen na de Julij-omwenteling ingang te verschaffen aan zijne denkbeelden. Weldra begaf hij zich weder naar Parijs en was er medewerker aan de voornaamste dagbladen. Vooral vonden zijne in de „Assemblée Nationale (1853—1856)” verschenene „Semaines” en „Causeries littéraires” grooten bijval, — inzonderheid om hare staatkundige kleur. Andere bijdragen in tijdschriften en dagbladen zijn vervolgens in het licht verschenen onder de titels: „Contes et rêveries d’un planteur de choux (1845)”, — „Mémoires d’un notaire (1854) ”, — „Le fond de la coupe (1854)”, — „Pourquoi je reste à la campagne (1867)”, — „Le père Félix (1861)”, — „Les bruleurs de temple”, — „Les corbeaux de Chevaudan,(1867)”, enz.
Op zijne „Causeries littéraires volgden: „Nouvelles causeries littéraires (1855)”, — „Dernières causeries littéraires (1856) ”, — „Causeries du samedi (1857)”, — „Nouvelles causeries du samedi (1859)”, — „Dernières causeries du samedi (1860)”, — „Les semaines littéraires (1861)”, — „Nouvelles semaines littérares (1863)”, — „Nouveaux samedis (1865—1867, 13 serieën)”, enz. Vooral ook baarde zijn hekelroman : „Les jeudis de Madame Charbonneau (1862)” groot opzien. Heeft hij bittere vijanden, toch bekennen deze, dat Pontmartin ten allen tijde is getrouw gebleven aan zijne beginselen, in welk opzigt hij zich gunstig onderscheidt van zijn evenknie Sainte-Beuve.