Pontons zijn schuiten, welke men bezigt tot het leggen van pontonbruggen, waarlangs troepen op een of ander punt over eene rivier kunnen trekken. Pontons moeten dus sterk, zeer vervoerbaar, van een groot draagvermogen voorzien en gemakkelijk tot eene brug of gierbrug in te rigten zijn. Gewoonlijk vervaardigt men ze van hout ter lengte van 7,2 Ned. el, ter breedte van 1,5—2 Ned. el en ter diepte van 0,8—1,2 Ned. el. Zij onderscheiden zich door sterke boorden, omdat deze de onderliggers moeten dragen; voorts hebben zij sjorhaken, ankertouwen enz.
Voorheen gebruikte men ook metalen pontons, doch deze komen zelden meer voor. De Russische linnen pontons zijn ligt, maar niet duurzaam, en de Russische kurken pontons hebben desgelijks geene andere goede eigenschap dan ligtheid. De Engelschen bezigen cylinderpontons, bestaande uit 2 houten tonnen, die van voren en van achteren spits toeloopen en door een raam verbonden zijn. Pontons met onderliggers, dekplanken, sluitribben enz. vormen het bruggenmaterieel, dat in het leger met de voertuigen den naam draagt van pontontrein. Deze werd reeds gebruikt in de dagen van Semiramis, voorts in den tijd van Alexander de Groote, bij de Romeinen enz.
De pontons van het Duitsche leger zijn vervaardigd van verzinkt stortblik; zij zijn 7.5 Ned. el lang, 1,5 Ned. el breed en 0,81 Ned. el hoog boven den waterspiegel. Zij zijn voorzien van een boord van eikehout, waarop men de riemen bevestigen kan, terwijl daaraan de haken en ringen zijn aangebragt, waarmede men alle balken op de pontons, alsmede op de voertuigen kan vastsjorren. Zij kunnen ook als booten gebruikt worden tot het overzetten van troepen. De genietroepen, bestemd om de werkzaamheden van den bruggenbouw te verrigten, dragen den naam van pontonniers.