Pontijnsche moerassen (Paludi Pontine) is de naam van beruchte moerassen in de Italiaansche provincie Rome (arrondissement Velletri). Zij droegen in de dagen der Oudheid den naam van Ager Pometinus en strekken ten zuidoosten van Rome zich uit van Cisterna tot Terracina over eene lengte van 42 Ned. mijl met eene grootste breedte van 28 Ned. mijl. De Via Appia loopt er doorheen Zij liggen hooger dan de zee en zijn door duinen van deze gescheiden, terwijl zij aan de oostzijde aan eene reeks van kalkheuvels grenzen. De eenvormigheid van den moerasgrond wordt afgewisseld door enkele groene weiden en rietvelden, door het groen van den steen-eik en van welige waterplanten, zoodat men er hier en daar schilderachtige partijen aantreft.
Langs beide zijden van bovengenoemden weg heeft men kanalen gegraven en daardoor gedeelten van die moerassen drooggelegd, zoodat er aanzienlijke kudden runderen en paarden voedsel vinden, en de droogste plekken zelfs voor den graanbouw worden gebezigd. Evenwel ziet men er alleen herders een geruimen tijd vertoeven. Men verhaalt, dat er in de dagen der Romeinsche Republiek 33 steden hebben gestaan, die ten gevolge van oorlog en tevens van de verderfelijke uitwasemingen spoedig verdwenen zijn. De eerste poging tot droogmaking dier moerassen werd waarschijnlijk aangewend door Appius Claudius (312 vóór Chr.), toen deze den naar hem genoemden weg liet aanleggen. Julius Caesar had het plan om de Tiber door de moerassen te leiden, maar werd in de uitvoering daarvan door den dood verhinderd. Augustus deed er onderscheidene kanalen graven, doch onder de volgende Keizers kwamen die werken in verval, zoodat het water er allengs hooger werd. Eerst Nero sloeg de handen weder aan het werk, en onder Trajanus werd het land van Treponti tot aan Terracina droog gemaakt.
Na den val van het Romeinsche Rijk namen de moerassen weder toe in omvang. Paus Bonifacius VIII (♰1303) deed er een groot kanaal delven, waardoor de omstreken van Sezze en Sermonetta bevrijd werden van water, en paus Martinus V deed in 1417 de Rio Martino aanleggen, doch kwam te sterven, toen dit kanaal nog slechts eene geogr. mijl van de zee verwijderd was. Eerst Sixtus V (♰ 1590) vatte dit werk weder op en liet een groot kanaal, de Fiume Sisto, graven en van dijken voorzien, welke echter te zwak waren en kort na zijn overlijden bezweken. Een nieuw plan van droogmaking vormde Pius VI hij deed in 1778 een groot afvoerkanaal, de Linea Pia, graven, dat in 1788 voltooid werd. Tegelijkertijd bragt men de Via Appia weder in orde en voorzag dien weg van stations ten behoeve der reizigers. Ook in den tijd der Fransche overheersching zijn pogingen aangewend om de Pontijnsche moerassen in droog land te herscheppen, maar het is alsof deze zich met hardnekkigheid daartegen verzetten, daar hunne uitwasemingen, althans in bepaalde saizoenen, hoogst gevaarlijk blijven voor de gezondheid.