Platvisschen is de naam eener familie van visschen, welke tot de orde der Weekvinnigen behoort. Zij onderscheidt zich doordien de visschen dezer familie digt bij de ruggestreep platgedrukt schijnen te wezen, zoodat de eene zijde grooter oppervlakte heeft dan de andere. De rugvin is van den rug af op zijde aan den scherpen kant van het ligchaam verplaatst, en de oogen liggen aan de gekleurde bovenzijde. Deze visschen zijn dus asymmetrisch.
Zij leven in zee en slechts enkele soorten tijdelijk in zoet water, hebben dunne schubben, zijn aan de onderzijde wit, zwemmen op het plat des ligchaams en hebben geene zwemblaas. Bij nagenoeg alle soorten telt men 7 stralen in het kieuwvlies. De mond en tanden zijn zeer klein, de borst- en buikholte weinig ontwikkeld. Zij voeden zich hoofdzakelijk met weekdieren, zeesterren en wormen. Bij Linnaeus vormen zij het geslacht Pleuronectes, doch latere dierkundigen hebben deze familie in verschillende geslachten, zooals Rhombus, Platessa, Solea enz. verdeeld. Een der grootste platvisschen is de heilbot (P. Hippoglossus), die met zijn ligchaam wel eens eene geheele boot kan bedekken; hij wordt op onze kust zelden, doch meer in het noorden gevangen, — wel eens ter zwaarte van 200 Ned. pond. Minder groot is de tarbot (P. maximus), een zeer smakelijke visch, die de oogen aan de linkerzijde draagt en van boven met beenknobbeltjes bezet is.
Kleiner dan de tarbot is de schol (P. Platessa), die op onze kusten in overvloed voorkomt en roode vlekken draagt op zijn bruinen rug. Nog overvloediger is op onze kust de bot (P. Flesis) voorhanden, vooral in het IJ. Keuriger van smaak is de tong (P.
Solea), zwartachtig bruin van kleur en aan de linker zijde op de onderkaak van stekeltjes voorzien. Voorts behooren nog tot de inlandsche platvisschen de griet (P. Rhombus), die eene breede, vierhoekige gedaante heeft en de oogen aan de linker zijde draagt, — en de schar (P. linguatula), met de oogen aan de regter zijde. Intusschen merkt men bij al die soorten wel eens visschen op, die de oogen niet aan de gewone, maar aan de andere zijde dragen.