Onder dezen naam vermelden wij:
Thomas Pitt, den stamvader van het Huis Chatham. Hij werd geboren in 1653 en zag zich tegen het einde dier eeuw benoemd tot gouverneur van Madras. Hier kocht hij den grooten diamant, onder den naam van Pitt's diamant bekend, voor 20400 pond sterling en verkocht dien later aan den Koning van Frankrijk voor 135000 pond. Hjj had tot 4-maal toe zitting in het Parlement en overleed in 1726.
William Pitt, graaf van Chatham, een beroemd Engelsch staatsman en een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 15den November 1708 te Boconnock in Cornwall, nam dienst bij de dragonders, maar verkreeg in 1735 door den invloed der hertogin van Marlborough een zetel in het Parlement, waar hij zijn schitterend talent als redenaar ter beschikking stelde van de oppositie tegen Walpole. In 1746 werd hij vice-thesaurier van Ierland en kort daarna geheimraad van den schatmeester-generaal van het leger. In die betrekking verwierf hij door zijne belangloosheid de gunst van het volk. Nadat hij in 1755 zijn ambt had neêrgelegd, werd hij in het volgende jaar tot staatssecretaris benoemd, doch ontving reeds na 2 maanden zijn ontslag, omdat hg alleen in het belang van Engeland oorlog wilde voeren. Hij had echter de publieke opinie aan zijne zijde, zoodat hij weldra zijn ambt herkreeg. Met kracht en beleid bestuurde hij nu den Staat, en de gevolgen zijner politiek waren zoo gunstig, dat het volk hem schier vergoodde.
Toen hij na de troonsbeklimming van George III in kennis was gesteld van een familietractaat tusschen Frankrijk en Spanje tegen Engeland, verlangde hij, dat men aanstonds den oorlog zou verklaren aan Spanje, maar hij werd door den invloed van graaf Bute overstemd en trad af op den 5den October 1761. Te vergeefs deed lord Bute pogingen om hem in 1762 en 1765 in het Kabinet op te nemen, — Pitt plaatste zich aan het hoofd der Wighs en bleef in de oppositie. In Maart 1766 belastte hij zich met de vorming van een gemengd ministérie, waarin hij zelf de betrekking van grootzegelbewaarder bekleedde en nam tevens met den titel van lord Chatham plaats in het Hoogerhuis, waar hij zich wijdde aan de verdediging van de belangen des volks. Toen de noodlottige maatregelen genomen werden tegen de NoordAmerikaansche Koloniën, spoorde hij vruchteloos aan tot gematigdheid. Maar toen de Vereenigde Staten een verbond met Frankrijk hadden gesloten en de ministers vredesvoorstellen ter tafel bragten, stond hij op van zijn ziekbed, om door eene treffende redevoering in het Hoogerhuis dien smaad af te wenden. Hij overleed kort daarna op den 11den Mei 1778.
William Pitt, de Jongere, desgelijks een beroemd Britsch staatsman en tweeden zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 28sten Mei 1759, studeerde te Cambridge en vestigde zich in 1780 te Londen als advocaat, daar zijn vader hem slechts een gering vermogen had achtergelaten. Door den invloed van den hertog van Rutland verkreeg hij reeds in het volgende jaar een zetel in het Lagerhuis. Hier voegde hij zich bij de partij van zijn vader, ijverde tegen den Amerikaanschen oorlog, droeg in 1782 niet weinig bij tot den val van het ministérie North en verkreeg door zijn aandringen op afschaffing der test-acte, op de emancipatie der R. Katholieken en op de hervorming van het Parlement eene groote populariteit. Ondergeschikte betrekkingen, die men hem aanbood, wees hij van de hand, maar in 1782 werd hij in plaats van Fox kanselier der schatkist in het ministérie Shelburne. Na dien tijd was hij de verklaarde tegenstander der staatkunde van Fox. Hij maakte derhalve geen deel uit van het in 1783 gevormde coalitie-ministérie Fox-North en bestreed de door Fox ingediende India-bill; deze werd in het Lagerhuis aangenomen, maar in het Hoogerhuis door den invloed des Konings verworpen.
George III ontsloeg daarop het ministérie en beroemde Pitt den 19den December 1783 tot premier. Het Lagerhuis werd in 1784 ontbonden en in de nieuwe vergadering had Pitt verreweg de meerderheid aan zijne zijde. In eene nieuwe India-bill, door hem ter tafel gebragt, werd vastgesteld, dat de Oost-Indische Compagnie onderworpen zou zijn aan het toezigt van eene door de Kroon te benoemen commissie. Met kracht en overleg regelde hij nu de financiële aangelegenheden en bevestigde het crediet door de stichting van een amortisatiefonds. In 1786 bragt hij een gunstig handelsverdrag met Frankrijk tot stand. Onvermoeid zorgde hij voor de binnen- en buitenlandsche belangen des rijks. Intusschen deden de uitspattingen der Fransche Revolutie hem sterk overhellen naar de zijde der Conservatieven, en hij beijverde zich om de verbreiding der democratische denkbeelden in Engeland door de vreemdelingenbill, door eene tijdelijke schorsing der habeas-corpus-acte en door beperking van het regt van vereeniging en vergadering zoo krachtig tegen te gaan, dat de Nationale Conventie in Parijs hem een „vijand van het menschelijk geslacht” noemde. Een opstand der Ieren werd met bloedige gestrengheid gedempt.
Toen voorts in 1797 de Bank hare betalingen schorste, wist Pitt het Parlement over te halen tot een besluit, hetwelk dezen maatregel wettigde. Naauwelijks was het hem gelukt, op deze wijze de vernietiging van het staatscrediet te verhoeden, toen hij met vernieuwden ijver tegen Frankrijk optrad. De consul Bonaparte kwam na den staatstreek van 18 Brumaire met een voorstel van vrede, maar ontving geen antwoord. Door een reusachtig stelsel van omkooping en door fraaije beloften werd Ierland, om het in zijne vrije beweging te belemmeren, met Engeland vereenigd. Toen echter wegens de geringe gevolgen van Engelands verzet tegen Frankrijk en door het kwijnen van den handel het verlangen naar vrede zich meer en meer openbaarde, was Pitt vaderlandlievend genoeg, om in Maart 1801 ter gunste van een ministérie Addington af te treden, hetwelk in Mei 1802 den Vrede van Amiens sloot. Een voorstel, om Pitt in staat van beschuldiging te stellen, werd in het Lagerhuis met eene groote meerderheid verworpen. Wel is waar waren de schuldenlast en de druk der belastingen aanmerkelijk toegenomen, maar daarentegen had Engeland ook de opperheerschappij ter zee verworven, en het Parlement bragt daarvoor den dank der natie aan den aftredenden Minister.
Toen in 1803 de oorlog weder ontbrandde, verzamelde en oefende Pitt zelf eene schaar vrijwilligers, bragt het magtelooze ministérie Addington ten val, en belastte zich den 15den Mei 1804 weder met het beleid der zaken. Hij gaf bevel tot uitrustingen op eene groote schaal en bragt de derde coalitie tegen Frankrijk tot stand. Zijne groote inspanning werkte echter nadeelig op zijn zwak gestel, en de tijding van Napoleon's zegepraal bij Austerlitz gaf hem den genadeslag. Met den zucht: „Oh my Country (o mijn Vaderland)” op de lippen stierf hij op den 26sten Januarij 1806. Ter zijne eer verrees een monument in de Westminster-abdij, en door een Parlementsbesluit betaalde de natie zijne schulden, ten bedrage van 40000 pond sterling. Zijne voornaamste redevoeringen werden verzameld en in het licht gegeven, en meer dan één Engelsch schrijver leverde eene geschiedenis van dezen staatsman.