Onder dezer naam vernoemen wij:
Chatham eene stad en vesting met groote marine-tuighuizen, ligt in het Engelsche graafschap Kent, 6 1/2 geogr. mijl ten oost-zuidoosten van Londen, aan den mond van de Medway en zoo digt bij Rochester, dat zij als eene voorstad van deze wordt beschouwd. Zij telt ruim 36000 inwoners.
De werven en arsenalen liggen te Brompton, even buiten de stad, en zijn door belangrijke vestingwerken omgeven. Men heeft er 5 dokken voor de grootste oorlogschepen, voorts reparatie-dokken, zaagmolens, ankersmederijen, lijnbanen, mastenmakerjjen, een artillerie-park, kazernen en een prachtig hospitaal. Al die inrigtingen zijn zóó beveiligd, dat de vijand, zelfs met de hulpmiddelen van onzen tijd, ze op verre na niet zoo gemakkeljjk veroveren zal, als onze dappere admiraal de Ruyter in 1667.
Chatham (William Pitt, graaf van) Chatham meer bekend onder den naam van Pitt de Oudere of the great commoner, een voortreffelijk mensch en een der grootste staatslieden van Engeland, werd geboren den 15den November 1708, ontving te Eton en te Oxford eene uitmuntende opleiding en wekte reeds vroeg groote verwachtingen.
In 1735 werd hij lid van het Parlement, doch hij verloor de betrekking van kornet bij de garde, hem door zijne vrienden bezorgd, toen hij zich in het Lagerhuis in de gelederen schaarde der oppositie tegen Walpole. Weldra echter verwierf hij in het Parlement en op het volk zoodanigen invloed, dat het Hof zich haastte, hem met een ambt te bekleeden. In 1741 werd hjj lord van de schatkist voor Ierland en kort daarna betaalmeester van het leger. De hertogin van Marlborough, die behagen schepte in de vaderlandsliefde van den stouten redenaar, vermaakte hem 10000 pond sterling, en ook later viel hem eene dergelijke erfenis ten deel. Bij het uitbarsten van den Zevenjarigen oorlog benoemde de Koning hem tot staatssecretaris en hij voerde dien op breede schaal; daar echter de Koning hem niet genegen was, legde hij in April 1757 zijn ambt neder, doch hij aanvaardde het in Junjj op nieuw en werd de ziel van het kabinet.
Zijn hoofddoel was, de magt van Frankrijk te verzwakken en die van Engeland te vermeerderen. Hjj ondersteunde Frederik de Groote in Duitschland, deed Canada veroveren en bragt de Britsche vloot in zulk een gunstigen toestand, dat zij weldra meesteres was in alle zeeën. Toen Spanje den vrede tusschen Engeland en Frankrjjk wilde herstellen, gaf hjj den raad, om ook aan Spanje den oorlog te verklaren, omdat hjj wel voorzag, dat deze Staat zich met Frankrjjk zou vereenigen. Zoodra echter George III den troon beklom (1760), zag Pitt zijne plannen verijdeld. De Tories verkregen zooveel magt, dat hij met den Franschen minister Choiseul over den vrede onderhandelen moest; hjj stelde evenwel zoodanige voorwaarden, dat de onderhandelingen weldra door de Franschen werden afgebroken.
Toen Pitt in 1761 zijne portefeuille aan Bute, den hoofdman der Tories, moest afstaan, stelde hjj zich wederom aan het hoofd der oppositie. Zjjn voorstel tot voortzetting van den oorlog werd wel is waar in het Parlement verworpen, maar het volk had een onbeperkt vertrouwen op den vurigen redenaar. De stad Londen bragt hem eene plegtige dankbetuiging voor zijn bestuur en deed ter zijner eer op Blackfriars-brug een gedenkteeken verrijzen. De Honing en het Hof, die bevreesd waren voor den invloed van zulk een populair staatsman, deden pogingen tot verzoening, doch eerst in 1766 liet hjj zich bewegen, om weder minister te worden, terwijl hij reeds 2 jaar daarna die betrekking nederlegde. Inmiddels was hij in den gravenstand opgenomen en had hij plaats gekregen in het Hoogerhuis. Toen in 1776 de oorlog met Amerika uitbarstte, spande hij alle krachten in, om den verderen strijd te voorkomen , en hij had de treurige voldoening, dat het Britsche leger den 17den October 1777 bij Saratoga de nederlaag leed. De trotschheid van het ministérie veranderde in verslagenheid, en bij het berigt, dat de Vereenigde Staten een verbond hadden gesloten met Frankrijk, won het gevoelen veld, dat men met.de vrijgevochten koloniën op goede handelsvoorwaarden den vrede moest tot stand brengen.
Pitt was ziek, maar toen hjj iets vernam van plannen tot een smadeljjken vrede, waggelde hjj bleek en zwak de zaal van het Hoogerhuis binnen (7 April 1778), waar de hertog van Richmond het voorstel deed, om de onafhankelijkheid van Noord-Amerika te erkennen. Met diepe verontwaardiging schilderde hjj in eene gloeijende rede de laagheid van zulk een besluit, dat hij gelijk stelde met een voetval voor den troon der Bourbons, zoodat ieder onheil gemakkeljjker te dragen was dan zulk eene vernedering. Die redevoering veroorzaakte eene omwenteling in de gevoelens der aanwezigen, zoodat men besloot, den strijd voort te zetten. Die overwinning kostte echter den redenaar het leven; toen hjj op eenige tegenwerpingen van den hertog van Richmond wilde antwoorden, zonk hjj bewusteloos ineen en moest uit de zaal worden gedragen. Hjj overleed den 11den Mei 1778 op zijn buitenverblijf Hayes in Kent, en werd begraven op kosten van den Staat. Zijn oudste zoon ontving een jaargeld van 4000 pond sterling, en zjjne schulden werden door de schatkist voldaan, want hij overleed in armoede, daar zijn vermogen in de laatste jaren door eene weelderige levenswijze was uitgeput.
Pitt was in alle opzigten een buitengewoon man; zjjn indrukwekkend voorkomen, zjjne welwillendheid in den omgang en zijn regtschapen en onomkoopbaar karakter bezorgden hem zelfs de achting van zijne staatkundige vijanden. Van zijne krachtige en boejjende redevoeringen zjjn slechts weinige in haar geheel bewaard gebleven. De „Chatham Papers (1838—1840)” zjjn belangrijke bijdragen tot de geschiedenis van zijn tijd; ook heeft men brieven van hem aan zijn neef — later lord Camelford.