Pichegru (Charles), een Fransch generaal, geboren den 16den Februari) 1761 te Arbois in Franche Comté, studeerde bij de Minorieten en droeg als leeraar in de wiskunde aan de school te Brienne het kleed der Orde, zonder evenwel de wijding te ontvangen. Ook gaf hij aldaar onderwijs aan de militaire académie, en de latere keizer Napoleon I behoorde tot zijne leerlingen. In 1783 trad hij als soldaat in dienst bij de artillerie, werd eerlang kompagnies-adjudant, bevond zich bij het uitbarsten der Revolutie, die hij van ganscher harte toejuichte, te Besançon en verkreeg als voorzitter eener politieke club het kommando over een bataljon der nationale garde van Gard, hetwelk hij naar het Rijnleger bragt. Hier onderscheidde hij zich zoo zeer, dat hij in 1792 in den generalen staf opgenomen en in 1793 tot divisie-generaal bevorderd werd.
In October van dat jaar zag hij zich belast met het kommando over het Rijnleger, wierp in December met Hoche de Oostenrijkers terug, maakte zich meester van de Weiszenburger liniën , ontzette Landau en nam Lauterburg in. In 1794 verkreeg hij het opperbevel over de gezamenlijke strijdkrachten in de Nederlanden , behaalde de overwinningen bij Montcassel en Meenen, versloeg de Oostenrijkers onder Coburg en York den 18den Mei bij Kortrijk, in Junij bij Rousselaer en Hoogleede, trok na de zegepraal van Jourdan bij Fleurus over de Schelde, veroverde Brugge, Ostende, Gent en Oudenaarde, vervolgde den 18den October met 40000 man zijn weg over de Maas, maakte den 27sten December zich meester van het eiland Bommel en toog, door de Nederlandsche Patriotten als bevrijder begroet, zegevierend in de Nederlanden. Den 19den Januarij 1795 hield hij zijn intogt in Amsterdam en in de volgende maand had hij de geheele Republiek bezet. In Maart werd hij benoemd tot stadskommandant te Parijs, dempte er den 1sten April den opstand der voorsteden, maar keerde vervolgens naar het Rijnleger terug en nam Manheim in. Hier knoopte hij onderhandelingen aan met Fauche-Borel, den agent der Bourbons, en ontving in naam van deze groote beloften, bijaldien hij hen weder op den troon van Frankrijk plaatste. Van dat oogenblik af behandelde Pichegru de oorlogszaken met groote achteloosheid, zoodat de Franschen geene vruchten plukten van hunne overwinningen. Dit maakte hem echter verdacht bij de regéring, en het nieuwe Directoire benoemde hem tot gezant naar Zweden. Pichegru weigerde deze benoeming te aanvaarden en begaf zich naar het voormalig klooster Bellevaux bij Arbois.
In Maart 1797 koos zijn Departement hem tot lid van den Raad van Vijfhonderd, en reeds in de eerste zitting werd hij tot president benoemd. Hoewel hij niets deed om de restauratie der Bourbons te bevorderen, werd hij na den staatsstreek van 18 Fructidor (4 September) in hechtenis genomen en tot deportatie naar Cayenne veroordeeld. Vanhier ontsnapte hij in Junij 1798 met zeven lotgenooten naar Paramaribo, vertrok naar Engeland, voegde zich in 1799 bij het Oostenrijksch-Russische leger onder Korsakow, vertoefde eenigen tijd in Duitschland en keerde daarna naar Engleand terug. Nadat hij de vroegere betrekkingen met de Bourbons weder aangeknoopt had, ontwierp hij met Georges Cadoudal het plan om den Eersten Consul te vermoorden. Vermomd begaven zij zich in 1804 naar Parijs, waar Pichegru zich in betrekking stelde met Moreau, maar den 28sten Februarij in hechtenis genomen werd. Nog vóór het einde van het regtsgeding vond men hem op den 5den April 1804 in den kerker geworgd, vermoedelijk door eigen hand.