Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Petri

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Olaus en Laurentius Petri, de Zweedsche Hervormers. Zij waren zonen van den smid Peder Olofssohn te Oerebro in Nerike, werden geboren in 1497 en 1499, studeerden te Wittenberg, waar zij in kennis kwamen met Luther, promoveerden aldaar in 1518 en keerden in het volgende jaar terug naar Zweden. Olaus verkondigde als diaconus te Strengnäs aanstonds de beginselen der Hervorming, zag zich weldra naar Stokholm verplaatst en werd aldaar tot secretaris van den raad benoemd. Hij moest zich het ongenoegen van den Koning getroosten, omdat hij zich gedurende diens afwezigheid in 1524 niet krachtig genoeg verzet had tegen de Duitsche wederdoopers te Stokholm, maar hij was steeds een man zonder menschenvrees, die niet terugdeinsde voor de magtige R. Katholieke partij. Zelfs de banvloek, door het domkapittel te Upsala naar het hoofd der beide broeders geslingerd, joeg hem geen schrik aan. Olaus trad in het huwelijk, disputeerde op bevel des Konings met de R. Katholieken te Upsala en op den Rijksdag te Westeräs (1527), waar hij door zijne heldere uitleggingen de Standen tot de zijde der Hervorming overhaalde, en beijverde zich ook na dien tijd om door prediking en geschriften de verspreiding der nieuwe leer te bevorderen.

Van 1531—1533 was hij kanselier des Konings, en in 1539 ontving hij de geestelijke wijding en werd leeraar in de hoofdkerk te Stokholm. Toen echter de Koning de vervallen verklaarde geestelijke goederen alleen tot wereldlijke oogmerken aanwendde, gaf Olaus daarover onbewimpeld zijne ontevredenheid te kennen. Daar hij voorts een plan om den Koning te vermoorden, hetwelk in het laatste oogenblik verijdeld werd, niet had uitgebragt, omdat het hem onder het zegel van de biecht was toevertrouwd, werd hij in 1540 ter dood veroordeeld. Slechts met moeite slaagden zijne vrienden er in, hem genade te bezorgen. In 1543 werd hij in zijn ambt hersteld, en overleed den 19den April 1552. Van zijne geschriften is vooral eene „Kroniek” merkwaardig, — en zijn „Tobiae comoedia” is het oudste Zweedsche drama.

Zijn jongere broeder Laurentius was wel is waar niet zoo kloekmoedig en welsprekend als hij, maar overtrof hem en al zijne landgenooten in geleerdheid. Hij werd in 1523 tot professor en in 1527 tot rector te Upsala benoemd en in 1531 tot eersten Lutherschen aartsbisschop gekozen. Hij werkte mede aan eene Bijbelvertaling (1540—1541), schreef: „Then Svenska kyrkeordning”, en overleed den 26sten October 1573.

Cunerus Petri, een scherpzinnig Nederlandsch godgeleerde. Hij werd geboren omstreeks het jaar 1523 te Duiveland op het Zeeuwsche eiland Schouwen, studeerde te Leuven en zag zich aldaar benoemd tot plebaan van St. Pieter. In 1560 werd hij doctor in de godgeleerdheid en in 1570 bisschop te Leeuwarden, waar hij zich zoowel door zijn levensgedrag als door zijn hartstogtelijken ijver tegen de Hervorming veler vijandschap op den hals haalde, zoodat hij bij het afwerpen van het Spaansche juk de vlugt moest nemen. Hij ging eerst naar Münster, waar hij eenigen tijd als wijbisschop werkzaam was, en toen naar Keulen, waar hij lessen over de godgeleerdheid opende en den 15den Februarij 1580 overleed. Hij heeft eene lange reeks van geschriften nagelaten, waarin de R. Katholieke kerkleer met bitterheid en zelfs met grofheid tegen andersdenkenden verdedigd wordt. Zij zijn opgenomen in „Rocaberti Bibliotheca Pontificia (1690)”.

Suffridus Petri of Sjoerd Pieters, een Nederlandsch geleerd geschiedschrijver, geboren te Leeuwarden den 15den Junij 1527. Nadat hij zich te Leuven op de classieke letterkunde had toegelegd, werd hij leeraar in de Grieksche en Latijnsche talen in zijne geboortestad en aanvaardde in 1557 het professoraat in de oude letteren te Erfurt. In 1562 werd hij secretaris van den cardinaal Granvelle, doch toen deze naar Spanje vertrok, begaf hij zich weder naar Leuven, waar hij licenciaat in de regten werd en onderwijs gaf in het Grieksch en Latijn. In 1577 werd hij hoogleeraar in de regten te Keulen, in 1580 historieschrijver van Friesland, in 1585 hoogleeraar in het kanoniek regt te Leuven, en hier trad hij in den geestelijken stand. In 1587 vertrok hij weder naar Keulen, werd er canunnik en collegie-regent, en overleed den 23sten Januarp 1697. Als geschiedschrijver ontbrak het hem blijkbaar aan critiek, zoodat hem teregt eene verregaande ligtgeloovigheid wordt te laste gelegd. Van zijne talrijke geschriften, zonder nog zijne uitgaven van Latijnsche schrijvers te rekenen, noemen wij slechts enkele, namelijk : „De illustribus Frisiae scriptoribus (1580)” — „De frisiorum antiquitate et origine libri tres (1590)”, — „De scriptoribus frisiae decades XVI et semis (1593)”, — „Historia veterum episcoporum ultrajectinae sedis et comitum Hollandiae etc. (1612)”, — en „De ducibus et comitibus, equitibus ac nobilibus frisiis, qui rei bellicae gloria praestiterunt etc.”