Een Zweedsch län in het midden des Rijks, telt op nagenoeg 105 geogr. mijl ruim 177000 inwoners. Het bestaat uit het oude landschap Nerike tusschen het Hjelmar- en Wettermeer, het westelijk gedeelte van Westmanland en 2 kerspelen van Wermland. Nerike is in het midden een vlak en vruchtbaar korenland, omgeven door boschrijke heuvels. De andere deelen daarentegen bevatten veel bosch en ijzererts, zoodat men er in 1874 nagenoeg 60 hoogovens vond met talrijke inrigtingen voor het bewerken van ijzer en staal.
Daarenboven wint men er: zilver, lood, koper, zink en zwavel. Het land, in 4 voogdijen verdeeld, wordt doorsneden van den spoorweg van Stokholm naar Götaburg, met een zijtak naar de stad Oerebro. Deze, de hoofdstad van het lan, is eene oude, aanzienlijke, regelmatig aangelegde stad nabij de plek, waar de Svarta zich uitstort in het Hjelmarmeer. Zij is de zetel van het gewestelijk bestuur, en bezit een oud kasteel, eene oude kerk, een gymnasium, een schouwburg, een hospitaal enz. Zij is de stapelplaats van de voortbrengselen der naburige mynen, bloeit door een aanzienlijken handel en telt omstreeks 10000 inwoners. Den 12den Julij 1812 werd hier de vrede gesloten tusschen Engeland en Zweden.