Peruzzi. Onder dezen naam vermelden wij:
Balthazar Peruzzi een beroemd schilder en bouwmeester, geboren te Siéna in 1484. Reeds vroeg begaf hij zich naar Rome, waar hij zich vooral Rafaël tot voorbeeld stelde. Hij leverde de plafondschilderijen in de zaal van Galatea in de Farnesina en de kleine plafondschilderijen in de Stanza d’Eliodoro in het Vaticaan. In de kerk van Santa Maria della Pace bevindt zich van zijne hand eene Madonna, en een fresco in de kerk van Fontegiusta te Siéna. Eene „Heilige Familie” in het paleis-Pitti wordt voor zijn beste stuk gehouden. Peruzzi zag zich in 1520 benoemd tot eersten bouwmeester der St. Pieterskerk, maar zijn plan werd niet uitgevoerd. In 1527 bij de verovering van Rome wierp de connetable van Bourbon hem in de gevangenis, maar nadat hij het portret van dezen geschilderd had, herkreeg hij zijne vrijheid. Als architect onderscheidde hij zich door edele vormen en door een fraai perspectief. Hij bouwde o. a. de Farnesina en andere paleizen te Siéna. Het laatste gewrocht van zijn bouwkunstig genie was het PalazzoMassimi, hetwelk hij echter niet mogt voltooijen. Hij overleed in 1537.
Ubaldino Peruzzi, een Italiaansch staatsman, een telg van een aanzienlijk geslacht. Hij werd geboren te Florence den 2den April 1822, studeerde te Siéna in de regten, hield zich daarop bezig met de technologie en de wiskunde, bezocht de Ecole des mines te Parijs en de bergbouw-académie te Freiberg en volbragt onderscheidene reizen door Frankrijk, Duitschland, Zwitserland en Polen. In 1848 vertrok hij op last der Toscaansche regéring naar Weenen, om er de loslating van Toscaansche krijgsgevangenen te verkrijgen, en kort daarna benoemde het ministérie Guerazzi-Montanelli hem tot burgemeester van Florence. In die betrekking maakte hij zich algemeen bemind, daar hij in 1850 in verzet kwam tegen de schennis der grondwet. De regéring ontnam hem daarop zijn ambt, doch van dat oogenblik af behoorde hij tot de invloedrijkste hoofdleiders der gematigd liberale partij. Tevens wijdde hij zijne krachten aan de medewerking aan de „Biblioteca civile dell’ Italiano (1867—1859)”, en werd in 1859 lid van het Voorloopig Bewind en daarna vice-president der Consulta van Toscane.
Na afloop van den Italiaanschen oorlog ging hij als ambassadeur naar Parijs, en na de annexatie van Toscane werd hij door Florence afgevaardigd naar het Parlement. In 1864 aanvaardde hij de portefeuille van Openbare Werken in het kabinetCavour en behield deze betrekking ook onder Ricasoli tot aan Maart 1862. In het laatst van dat jaar werd hij minister van Binnenlandsche Zaken in het kabinet-Farini en daarna in het ministerie-Minghetti. Door de conventie van 1864 viel dit bewind, en Peruzzi was inzonderheid het voorwerp van algemeenen haat te Turijn, omdat men hem beschouwde als den voornaamsten ijveraar voor de verplaatsing van den zetel der regéring naar Florence. Sedert dien tijd is hij alleen als afgevaardigde voor Florence werkzaam geweest in het Parlement, waar hij tot de welsprekendste redenaars behoort.