Siéna, eene provincie in het Italiaansche landschap Toscane, telt op bijna 67 ☐ geogr. mijl ruim 206090 inwoners (1871), heeft een heuvelachtigen, met vruchtbare dalen versierden bodem, wordt door de Ombrone en hare zijrivieren de Mersa en Orcia besproeid, van den spoorweg van Empoli over Orviéto naar Rome (met een zijtak van Asciano naar Grosseto) doorsneden en is in 2 arrondissementen verdeeld.
De evenzoo genoemde hoofdstad, aan reeds vermelden spoorweg gelegen, is door oude muren, met eene citadél en 9 poorten, omringd, onregelmatig gebouwd met naauwe, steile straten, maar zeer merkwaardig voor de geschiedenis der kunst. Men heeft er een prachtigen dom, een deftig raadhuis in spitsboogstijl, onderscheidene paleizen, desgelijks in spitsboogstijl, en verschillende gebouwen in den oudsten renaissancestijl. Voorts was er weleer eene roemrijke schilderschool gevestigd, waartoe Duccio, Simone, Memmi, Lorenzetti, Sodoma, Beccafumi enz. behoorden. Ook leefde er een der vermaardste bouwmeesters van Italië, namelijk Baldassare Peruzzi, terwijl Giacomo della Quercia en zijne leerlingen er zich aan de beeldhouwkunst wijdden. De dom werd in de 14de eeuw voltooid en is met zijne rijk versierde westelijke façade een meesterstuk van Italiaanschen spitsboogstijl. Zijn vierkante klokketoren heeft 6 verdiepingen. De dom heeft van binnen 3 beuken en eene lengte van 89 bij eene breedte van 241/2 Ned. el. en is met wit en zwart marmer bekleed. De vloer bestaat uit prachtig marmeren mozaïek van 1369—1550, met tafereelen uit het Oude en Nieuwe Testament.
Merkwaardig is er voorts de gebeeldhouwde kansel van Niccolo Pisano (1268), — voorts de bronzen tabernakel in het koor, het hoogaltaar, het altaarstuk van Duccio (1310), onderscheidene rijk versierde kapellen, de verzameling van koraalboeken met fraaije miniaturen in eene zaal met fresco’s van Pinturicchio, alsmede onder het koor de krypt San Giovanni met eene beroemde doopfont (1428). In het midden van de stad heeft men het marktplein met de Fonte Gaja, een kunstgewrocht van Giacomo della Quercia, het deftige Palazzo Publico aan de zuidzijde (uit de 13de en 14de eeuw), de met standbeelden versierde Loggia dei Nobili, het prachtige Palazzo del Governo (Piccolomini) en de marmeren Loggia del Papa. Andere merkwaardige gebouwen zijn er: de Confraternité der Heilige Catharina,— de kerk van San Domenico met 5 kapellen, schilderstukken van Sodoma en Salmibeni, enz., — de kerk van San Cristoforo met eene voortreffelijke „Madonna” van Pacchia, — de kerk van San Martino met fraaije schilderijen van Guido Reni en Beccafumi, — de kerk dei Servi di Maria, met bewonderenswaardige schilderijen van Marcovaldo (1261), enz., — en van de paleizen vermelden wij: het Palazzo del Magnifico met keurige bronzen sieraden aan den gevel, — het Palazzo Tolemei (1205), — en de paleizen Saracini, Buonsignori, Piccolomini (thans Nerucci), Pollini, Spanocchi, Gori, Ciaia (thans Costantini), Francesconi, Bambagini, en, eindelijk het door Dante en Ariosto verheerlijkte Fontebranda, eene opene spitsbooggaanderij. Siéna is de zetel van een aartsbisschop, van een prefect, van eene regtbank, van eene kamer van koophandel enz. Tot de wetenschappelijke instellingen behooren er: eene universiteit met eene regtsgeleerde en geneeskundige faculteit, een koninklijk lyceum, een gymnasium, eene technische school, een seminarium, 3 conservatoria, 2 progymnasia, eene académie voor schoone kunsten, een natuurkundig muséum, onderscheidene geleerde genootschappen, eene boekerij met 50000 deelen en 5000 handschriften, een ziekenhuis, een krankzinnigengesticht, een vondelingenhuis, een weeshuis enz. en omstreeks 23000 inwoners. De voornaamste takken van nijverheid z|jn er: zijdeweverij, lakenweverij, hoedenmakerij, looijerij, verwerp en brandewijnstokerij, terwijl er een drukke handel bestaat in wijn en olijvenolie.
De omtrek der stad vormt eene afzonderlijke gemeente, Massa di Siéna, met ruim 10000 inwoners. Siéna, droeg ten tijde der Romeinen den naam van Sena Julia en er werd ten tijde van Augustus eene kolonie gesticht (Colonia Senensis). Onder de Longobarden was Siéna de zetel van den hoogsten ambtenaar, in de middeneeuwen de hoofdstad van een onafhankelijken, maar door partijschappen geteisterden Staat en de voornaamste der Ghibellijnsche steden in Midden-Italië. In dien tijd telde z|j ongeveer 100000 inwoners. Den 3den September 1260 behaalden de burgers van Siéna eene glansrijke overwinning op die van Florence b|j Montaperti. Doch nadat Siéna door Cosimo I, hertog van Florence en later van Toscane, van hare gemeentelijke vrijheid beroofd en in 1557 met Florence vereenigd was, begon zij zoodanig te kwijnen, dat zij naauwelijks 10000 inwoners binnen hare muren bevatte.