Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Perak

betekenis & definitie

Perak (Zilver) is de naam van een Staat onder Britsche beschermheerschappij op de westkust van het eiland Malakka in Achterlndië. Hij telt op 235 ☐ geogr. mijl 110000 inwoners (Maleijers en Chinézen), en grenst in het noordwesten aan de Engelsche provincie Wellesley en voor ’t overige aan Maleische Staten. Dit land onderscheidt zich door een grooten overvloed van tin, door de inboorlingen voor zilver gehouden, — vandaar de naam. De tinmijnen liggen meestal in de provincie Laroet, in het noordelijk gedeelte des lands en wél over een gewest, dat 100 Ned. mijl lang en 30—40 Ned. mijl breed is.

De ontginning en bewerking geschiedt er hoofdzakelijk door Chinézen, die in 1850 derwaarts begonnen te trekken. In 1874 werd er 51/2 millioen Ned. pond verkregen en de daarvan uitgevoerde hoeveelheid had eene waarde van 600000 gulden. Het verkeer wordt er ongemeen bevorderd door de rivier Perak, welke over eene lengte van 60 Ned. mijl zelfs voor kleine kanonneerbooten bevaarbaar is. Men verbouwt er suikerriet, tabak, rijst enz. in de vlakte, en op de hellingen der bergengroepen er thee, koffij, vanille en allerlei soorten van specerijen. Op de bergen, welke zich ter hoogte van 1000 Ned. el verheffen, heeft men herten, groote slangen, luipaarden en kudden van olifanten, en in de rivieren vindt men er krokodillen. Het land levert aan zijn Vorst, die den titel van radja, ook wel dien van sultan voert, jaarlijks omstreeks 350000 gulden. — In ouden tijd was de prins van Perak een vazal van Malakka. Omstreeks het midden der 16de eeuw verhief er zich een generaal van den staat Dsjohor tot sultan en maakte Perak zelfstandig. In 1641 stichtten de Nederlanders er eene factorij, wier fort in 1795 door de Engelschen werd verwoest, en volgens een verdrag van 1818 werd aan Engeland volkomene vrijheid van handel vergund.

Gedurende zijn oorlog met de naburen sloot Perak verbindtenissen met Siam, doch deze werden vernietigd door het verdrag van Bangkok (1826), waarbij Engeland de veiligheid des lands waarborgde tegen de belofte, dat Perak zich van elken aanval tegen de naburen zou onthouden. Andere overeenkomsten met Perak maakten een einde aan de zeerooverij, doch de aanzienlijken des lands wilden zich niet onderwerpen. Daardoor ontstonden in 1874 bloedige verwikkelingen met Engeland. In dien tijd stond radja Moeda Abdallah gereed om den troon te beklimmen, maar deze werd hem betwist door sultan Ismaël. De Engelsche regering der Strait Settlements op Singapore meende van deze omstandigheid gebruik te kunnen maken, om het land voor de Europeanen te openen.

Zij erkende Abdallah als vorst en sloot in Februarij 1875 met hem eene overeenkomst, dat Engelsche commissarissen het Rijk in naam van den Sultan zouden besturen. Toen echter de Engelsche gouverneur Birch zich derwaarts wilde begeven, werd hij door een sluipmoordenaar omgebragt (1 November 1875). Om de schuldigen te straffen, zond Engeland eenige troepen naar Perak, en in Maart 1876 waren de belhamels gesneuveld, terwijl de Kroonpretendent werd gevangen genomen. Intusschen waagde Engeland het niet, zelf het land te besturen, maar verleende slechts zijn raad aan vorst Abdallah.

< >