Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Malakka

betekenis & definitie

Malakka, een smal schiereiland met eene oppervlakte van omstreeks 1548 geogr. mijl en 1/2 millioen inwoners, vormt het zuidelijk gedeelte van het Indische schiereiland aan de andere zijde van de Ganges en grenst in het westen aan de Indische Zee, in het oosten aan de Golf van Siam en de Chinésche Zee, en is in het zuidwesten door de Straat van Malakka gescheiden van het eiland Sumatra. Bergketens loopen overlangs door het binnenland tot aan de kapen Romania en Boero, en vele kustrivieren dalen er van de hoogten. Voorts heeft men er groote moerassen en oorspronkelijke wouden. Aan de kust, waar de hitte door den zeewind wordt afgekoeld, heerscht eene eeuwige lente; voor ’t overige is het klimaat er zeer warm en in de moerassige en boschrijke streken hoogst ongezond.

Men oogst er ten allen tijde een overvloed van kostelijke vruchten. In het wild heeft men er vele olifanten, buffels en tijgers, en vooral deze laatsten zijn er voor de inwoners eene vreeselijke plaag. De belangrijkste voortbrengselen des lands zijn peper, tin en goud. De kustbewoners zijn Maleijers, doch in de binnenlandsche wildernissen leven zwervende stammen, ten getale van omstreeks 10000 zielen. De Russische reiziger Mikloecho Maklay, de eerste Europeaan, die er reisde (1875) beschrijft hen als een onvermengden stam van Papoea’s.

Het geheele schiereiland vervalt, zonder de Britsche bezittingen in rekening te brengen, in onderscheidene Maleische Staten, die gedeeltelijk vrij en gedeeltelijk aan het koningrijk Siam onderworpen zijn. Aan de Britten behooren de eilanden Singapore en Poelo-Pinang met de provincie Wellesley en de kolonie Malakka met hare evenzoo genoemde hoofdstad. De kolonie, eene uitgebreidheid bezittende van 30 geogr. mijl met 78000 inwoners, werd in 1511 door de Portugézen aan den vorst Dsjohor ontrukt, viel in 1641 in de handen der Nederlanders, daarna in die der Engelschen, kwam in 1814 weder aan Nederland en is in 1825 aan de Britten afgestaan. Zij grenst in het zuidwesten aan de Straat van Malakka, in het noordwesten aan de Lingirivier, in het noorden en noordoosten aan de Staten Roembo en Dsjohol en in het zuidoosten aan de Kassang-rivier. De golvende heuvelrijen, ter hoogte van 30 tot 300 Ned. el, bestaan er uit graniet en zijn met hout begroeid, terwijl de dalen hier en daar ontgonnen zijn ten behoeve van den landbouw. Aan de grenzen verheft zich de Goenong-Ledang — de Ophir der Portugézen — ter hoogte van 1400 Ned. el.

De rivieren Lingi, Malakka, Duyong en Kassang zijn voor kleine schepen over den afstand van eenige mijlen bevaarbaar. De voornaamste rijkdom des lands bestaat er in het tinerts, hetwelk uit groeven ter diepte van ruim 6 Ned. el gewonnen wordt. Deze tinmijnen worden door Chinézen bewerkt en leveren jaarlijks ongeveer 350000 pond erts, hetwelk tusschen 50 en 70% tin bevat. De jaarlijksche goudproductie is er gering. De stad, die voor ongezond gehouden wordt, telt ruim 77000 inwoners, waaronder 58000 Maleijers en 13500 Chinézen.

< >