Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Patent

betekenis & definitie

Patent, een overblijfsel van litterae patentes of opene brieven, van het staatszegel voorzien en bestemd om ter bekendmaking van algemeene staats- of kerkelijke aangelegenheden openlijk te worden voorgelezen of op openbare plaatsen aangeplakt, is een woord dat in verschillende landen verschillende beteekenissen heeft. Op de eene plaats is het een aanstellingsbrief tot een militairen rang, op de andere het bewijs van een octrooi, dat aan uitvinders wordt toegekend, en in ons Vaderland is het een door de bevoegde magt uit te reiken bewijs, dat iemand bevoegd is tot het uitoefenen van handel, beroep, bedrijf of handwerk. Omdat bij ons geene grenzen zijn gesteld aan den vrijen arbeid, is het patent niets anders dan een belastingvorm, — eigenlijk eene belasting op het inkomen, doch in den toestand, waarin zij zich thans bevindt aan overwegende bedenkingen onderhevig. Niet alleen belemmert zij de vrije vlugt der nijverheid en vermeerdert zij door het bezwaren van vele kleine neringen het pauperismus, maar zij drukt ook hoogst ongelijkmatig op de patentpligtigen.

Het patentregt is geregeld bij de wetten van 21 Mei 1819 (Staatsblad n° 34), van 6 April 1823 (Staatsblad n° 14), van 18 Junij 1832 (Staatsblad n° 30) en van 24 April 1843 (Staatsblad n° 16). De eerste van deze wetten vormt den grondslag, — de overige bevatten slechts wijzigingen. Volgens die wetten is voor de uitoefening van elk bedrijf, bij de wet niet uitdrukkelijk uitgezonderd, patentregt verschuldigd. Wie meer beroepen uitoefent dan één, heeft ook meer patenten noodig. Vennooten moeten somtijds ieder een patent hebben, — en somtijds is één patent voor allen voldoende. Het bedrag der belasting en haar maatstaf is door tabellen aangewezen; de gemeenten zijn naar gelang der bevolking in 6 klassen verdeeld. Alle beroepen heeft men gerangschikt in 17 klassen. Jaarlijks vóór 1 Mei zendt de ontvanger der directe belastingen lijsten bij de ingezetenen rond, waarop de belastbare beroepen zijn vermeld, terwijl de ingezetenen gehouden zijn, daarop te verklaren, welke beroepen zij van den lsten Mei af willen uitoefenen.

De juistheid der verklaringen wordt door controleurs, bijgestaan door zetters, beoordeeld. Eenigen tijd na die opgave ontvangt de patentpligtige zijn patent. De zorg, dat ieder beoefenaar van een patenteischend beroep van zoodanig papier voorzien zij, berust op de hoofden van de gemeentebesturen en op controleurs, ontvangers en deurwaarders der directe belastingen. Ook in geregtelijke en buitengeregtelijke acten moet gewag gemaakt worden van het bestaan van het patent. Over den aanslag in de patentbelasting kan men zich beklagen bij Gedeputeerde Staten. Verzuim van opgave, verkeerde of onvolledige opgave van den patentpligtige wordt gestraft met eene boete van 25 tot 400 gulden. De procedure wordt behandeld bij de arrondissementsregtbank, met hooger beroep op het Hof.