Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pannen

betekenis & definitie

Pannen, welke tot dekking van gebouwen gebezigd worden, vervaardigt men van zeer vette klei, die weinig kalk of gips bevat. Men vindt de daartoe geschikte zware, blaauwachtige klei in ons Vaderland op vele plaatsen, bijv. aan de Rijn, de Vecht, de Gouwe en de Maas, voorts in Groningen en Friesland. Nadat zij afgestoken is, wordt zij met water vermengd, met schoppen omgeroerd, met voeten getreden om ze lenig en taai te maken, in een molen van sprieten, wortels enz. gezuiverd en naar de vormplaats gebragt.

Eene kluit van die klei wordt door middel van een rolstok tot een platten koek ter dikte van pannen uitgerold. Die koek, in een houten vorm ter grootte van eene pan gebragt, komt daarna in den pannenvorm, en men maakt er den neus aan.

Daarna legt men de nog weeke pannen op planken, waarna zij eerst in de schuur, vervolgens in de zon gedroogd en eindelijk in een oven gebakken worden. Zulk een oven, door dikke muren omsloten en gewoonlijk 15000 pannen bevattend, wordt gedurende 40 uur sterk gestookt, waarna men hem 4 dagen laat afkoelen. De pannen, welke men er dan uithaalt, hebben eene fraaije roode kleur. Wil men aan de pannen eene blaauwe kleur geven, dan werpt men, wanneer ze reeds gebakken zijn, groen elzenhout in takkebossen in de stookgaten, waarna men den oven van alle kanten digt maakt, zoodat de rook er geen uitweg kan vinden. Hiermede houdt men 8 dagen vol.

De werklieden geven hieraan den naam van smoren, en men spreekt daarom van gesmoorde pannen. Om deze te verglazen, bestrijkt men ze met een pap van fijngemalen blaauw smeltglas en brengt ze daarna op nieuw in den oven. De voornaamste deugd der dakpannen is daarin gelegen, dat zij geen vocht doorlaten en niet schilferen. Behalve de gewone pannen gebruikt men tegenwoordig ook platte pannen, welke eene dekking vormen, die veel overeenkomst heeft met het leijen dak.

< >