Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pamir

betekenis & definitie

Pamir is bij de Turken en Tartaren de naam eener onbewoonde wildernis, meer bepaald die der woeste hoogvlakten van MiddenAzië, welke zich tusschen den Hindoekoesj en het Thiansjangebergte uitstrekken. Zij vormen eene reeks van breede, zacht golvende, grazige dalen op eene aanmerkelijk opgestuwde vlakte, die in het midden doorsneden wordt van eene bergketen ter hoogte van 4- of 5000 Ned. el. De dalbodem daalt nergens lager dan tot 3000 Ned. el boven den zeespiegel. Het gras dient den Kirghizen tot voedsel voor hun vee.

Over eene lengte van 200 Ned. mijl gaan vandaar onderscheidene hoogdalen uit met dieper afdalenden en beter besproeiden bodem. Aan den oostelijken zoom dezer wildernis verheft zich eene grootsche bergketen met besneeuwde toppen, op de kaarten met den naam van Bolorketen aangeduid. Eén harer toppen, de Tagharma, verheft zich ter hoogte van 7770 Ned. el. De Ghez of Jamoeniar, in het Kara-koelmeer ontspringend, heeft door die keten heen een weg gebaand. Vroeger behoorden deze hoogvlakten tot de onbekende gewesten der aarde, maar in 1869, 1873 en 1874 werden zij door Europeanen bezocht. Uit het noorden trokken de Russen derwaarts, eerst Fedtsjenko in 1871, en daarna in 1875—1876 eene kolonne onder generaal Skobolew met het oogmerk om de Kirghizen te tuchtigen.