Palmella (Don Pedro de Sousa-Holstein, hertog van), een Portugeesch staatsman, geboren te Turijn in 1786, trad reeds vroeg in de krijgsdienst, werd vervolgens gevolmagtigde te Rome en woonde in 1808 als gezant van Portugal de vergadering bij der Spaansche Cortes te Cadix. Daarna werd hij gevolmagtigde te Londen, nam in 1814 deel aan het Congrès te Weenen, in 1815 aan dat te Parijs, vertrok voorts als gezant naar Londen, en werd in 1816 staatssecretaris voor Buitenlandsche Zaken in Brazilië. Toen in Portugal de omwenteling uitbarstte, plaatste Palmella zich aan het hoofd van het regentschap en reisde op last van de Junta naar Brazilië, om den Koning verslag te geven van de gebeurtenissen. In 1823 werd hij minister van Buitenlandsche Zaken en Eerste minister, maar haalde zich als voorstander van de liberale partij en van Engeland den haat van dom Miguël op den hals, zoodat hij op diens bevel in April 1824 in hechtenis genomen werd.
Wél herkreeg hij door tusschenkomst van Joao IV zijne vrijheid en de portefeuille van Buitenlandsche Zaken, maar zijn kabinet moest reeds in Januarij 1825 aftreden, waarop hij zich als gezant naar Engeland begaf. In 1827 werd hij nogmaals minister van Buitenlandsche Zaken, maar nam zijn ontslag, toen dom Miguël de constitutie ophief, vertrok in 1828 naar het regentschap te Oporto en nam met dit laatste de wijk naar Engeland. Terwijl dom Miguël hem in Portugal ter dood deed verwijzen, plaatste dom Pedro hem aan het hoofd van het regentschap op Terceira. In 1832 werd Palmella minister van Buitenlandsche Zaken, doch verloor in den aanvang van het volgende jaar de gunst van dom Pedro, nam als commissaris der Koningin deel aan de expeditie van admiraal Napier naar Algarve en plaatste zich aan het hoofd van het bewind te Faro. In 1834 werd hij tot hertog verheven en in 1835 door dom Pedro tot eersten minister in het Kabinet van zijne dochter benoemd.
In die betrekking handhaafde hij de gewigtige besluiten der Cortes van 1834 en 1835 tegen de oppositie, welke vooral door maarschalk Saldanha bestuurd werd, maar bezweek eindelijk voor den invloed eener vijandelijke camarilla. Niettemin behield hij in het ministérie-Saldanha de portefeuille van Buitenlandsche Zaken. De omwenteling van 4 November 1836 noodzaakte hem naar Engeland te vlugten, doch hij keerde weldra terug en maakte op nieuw deel uit van het ministérie, waarin hij tot 1842 zitting hield. In Mei 1846 belastte de Koningin hem met de vorming van een nieuw Kabinet, waarvan hij voorzitter werd, doch het hield nog geen half jaar de teugels van het bewind in handen. Palmella overleed te Lissabon den 12den October 1850.