Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gezant

betekenis & definitie

Gezant noemt men een openbaar ambtenaar, die door een souvereinen Staat als vertegenwoordiger van zijne belangen met den noodigen geloofsbrief en de vereischte volmagt naar eene buitenlandsche Mogendheid afgevaardigd wordt. Het actieve en passieve gezantschapsregt, namelijk het regt om gezanten naar vreemde Staten te zenden en van daar gezanten te ontvangen, behoort tot de souvereiniteit. Tot het bevorderen van bijzondere aangelegenheden worden doorgaans commissarissen benoemd. Er zijn verschillende klassen van gezanten.

Die der hoogste klasse vertegenwoordigen in den vreemde hunne Souvereinen en hunne Staten, en zij kunnen derhalve aanspraak maken op dergelijke eerbewijzen, als hunne Souvereinen zouden ontvangen, als zij daar ter plaatse verschenen. Hiertoe belmoren de legaten en nuntiussen van den Paus, en de ambassadeurs. Een buitengewoon ambassadeur is hooger in rang dan een gewone. Die der tweede klasse vertegenwoordigen hunne Staten, maar niet hunne Souvereinen, en zij zijn bij den persoon van den buitenlandschen Souverein geaccrediteerd. Hiertoe behooren de internuntiussen, de gewone gezanten (envoyés), veelal buitengewone gezanten genoemd, en de gevolmagtigde ministers (ministres plénipotentiaires). Tot de derde klasse rekent men alle diplomatieke agenten, met een lastbrief eener regéring voorzien en gewoonlijk chargés d'affaires (zaakgelastigden) geheeten. Het Congrès te Aken riep nog eene nieuwe klasse in het leven, die van de tweede alleen daarin verschilt, dat zij minder kostbaar is. Tot deze behoren de residenten, de ministers en ministers-zaakgelastigden.

Deze allen, met uitzondering van de eenvoudige zaakgelastigden, zijn bij den Souverein geaccrediteerd en kunnen audiëntie bij hem bekomen. Tot het gezantschap behoren voorts het huisgezin en het gevolg van den gezant, hetwelk naar omstandigheden secretarissen, raden, een predikant, een archivaris, een tolk, commiesen enz. bevat. De werkzaamheid van den gezant neemt een aanvang na het inleveren van den geloofsbrief en houdt op, wanneer hij teruggeroepen wordt, zijne betrekking nederlegt of sterft. Gezanten genieten, behalve eerbewijzen, vele stoffelijke voorregten als belooning voor hunne moeijelijke taak, om de belangen hunner Staten in een vreemden Staat en wel eens te midden eener vijandige bevolking te behartigen, terwijl zij volkomen veilig moeten wezen tegen alle geweld, tegen elke beperking van hun vrijen wil, tegen elke onbescheidene inmenging in hunne zaken. Al die regten zijn opgesloten in dat der exterritorialiteit, volgens hetwelk de gezant zich zelven en de zijnen beschouwen mag als waren zij niet in het vreemde land, maar op den vaderlandschen bodem. Derhalve is hij ook niet onderworpen aan de regtsspraak in den vreemden Staat, en al ware het ook, dat hij daarvan misbruik maakte en zich handelingen veroorloofde, die de veiligheid van den Staat bedreigden, zelfs dan nog zou men alleen maatregelen van voorzorg tegen hem nemen, zijne terugroeping bevorderen, maar hem in geen geval voor de regtbank roepen.

Datzelfde geldt van het geheele gezantschapspersoneel; doch de gezanten zorgen, dat de zoodanigen, die zich aan verkeerdheden schuldig maken, aanstonds uit hunne dienst ontslagen worden. Ook wegens schulden kan een gezant niet bemoeijelijkt of in hechtenis genomen worden. Zijn hôtel is eene veilige wijkplaats, doch gewone misdadigers worden in onzen tijd door de gezanten uitgeleverd. Voorts verleent het regt van exterritorialiteit hun doorgaans vrijdom van directe belastingen, alsmede de bevoegdheid, om in hun hôtel godsdienstoefening te houden, vrijdom van inkwartiering enz. De gezant is belast met de regtsspraak over zijn gevolg; hij kan echter alleen arrest opleggen of den schuldige naar het vaderland laten brengen. Eindelijk zijn in vredestijd ook de couriers der gezanten onschendbaar.