Pallium was bij de Romeinen de naam van een ruim opperkleed, doorgaans wit van kleur en op een mantel gelijkend. Bij de R. Katholieken is pallium een gedeelte van het bisschoppelijk ornaat; het bestaat uit een schouderkraag ter breedte van eene hand en is vervaardigd van eene witte wollen stof, van welke van voren en van achteren 2 strooken afdalen. Op de kraag en de strooken zijn 4 of 6 kruisen van zwarte zijde gewerkt of vastgehecht.
Dit pallium wordt in de Oostersche Kerk sedert de 4de eeuw aan alle bisschoppen bij hunne wijding geschonken; in de Westersche Kerk sedert de 6de eeuw. Op het Lateraansche Concilie van 1215 werd het aartsbisschoppelijk gezag verbonden met de ontvangst van het pallium uit de handen van den Paus; het palliumgeld, dat daarbij betaald moest worden, beliep wel eens duizende gulden.
