Palermo, eene Italiaansche provincie op het eiland Sicilië, grenst in het noorden aan de Tyrrheensche Zee, in het oosten aan de provinciën Messina en Catania, in het zuiden aan Caltanisetta en Girgenti en in het westen aan Trapani, en telt op 92,3 ☐ geogr. mijl ruim 617000 inwoners, over 4 districten verdeeld. Het land is grootendeels bergachtig, en onderscheidene riviertjes vloeijen er naar de kust. Men verbouwt er: verschillende soorten van graan, goeden wijn, uitmuntende olijvenolie, heerlijke zuidelijke vruchten (oranjeappels, citroenen, amandels, pistaciën enz.), katoen, vlas, hennep, manna, sumak, zoet hout enz., terwijl de bodem er voorts ijzer, zwavel, marmer, agaat, albast en minerale wateren levert. De zee bevat er een overvloed van visch, vooral van thonijnen, alsmede van weekdieren.
Op de grazige bergen bloeit de schapenfokkerij. De fabrieknijverheid is er van weinig belang en de handel bepaalt zich hoofdzakeiijk tot de stad Palermo. Het voornaamste middel van verkeer is er de spoorweg van Palermo naar Caltanisetta, zich uitstrekkend naar Girgenti en ook naar Catania. — De evenzoo genoemde hoofdstad, eene der belangrijkste haven- en koopsteden van Italië, ligt aan eene baai op de noordkust van Sicilië in een landschap, dat zich door natuurschoon, vruchtbaarheid en een heerlijk klimaat onderscheidt en derhalve den naam draagt van conca d’oro (gouden schelp). Zij is verdeeld in 4 wijken en door een muur omgeven, ter lengte van 8 Ned. mijl, met 20 poorten. Deze stad onderscheidt zich door een half-Oosterschen bouwtrant. De straten komen er meerendeels uit in de beide regelmatige en fraai geplaveide hoofdstraten Corso Vittorio Emanuéle en Macqueda, die elkander regthoekig snijden op het achthoekig plein Quattro Cantoni of Vigliéna, vanwaar men de 4 hoofdpoorten kan zien. Langs de haven loopt de Marina, eene sierlijke wandelplaats, omzoomd met de paleizen van den adel. De overige straten zijn meestal naauw, en eerst in den jongsten tijd is men op verbreeding ten behoeve der gezondheid bedacht geweest.
De waterleidingen, weleer door de Arabieren gebouwd, brengen er uitmuntend drinkwater. Tot de openbare pleinen behooren er, behalve het reeds vermelde Vigliéna-plein, met standbeelden en fonteinen versierd, de Piazza Bologni met het standbeeld van Karel V, de Piazza Senatoria met fraaije fonteinen, de Piazza Santo Spirito, de Piazza della Liberta, desgelijks met standbeelden enz. De voornaamste gebouwen zijn er overladen met ijzeren balcons, gedragen door consoles, door karyatiden, door zonderlinge zuilen en dergelijke uitwassen der bouwkunst. Tot de merkwaardigste monumenten behoort er het Palazzo Reale, een zamenvoegel van gebouwen in Gothischen en Moorschen stijl. Daarin heeft men eene in 1144 gebouwde kapél van den Koning der Noormannen Roger I, met prachtig mozaïek op een gouden grond en een plafond met keurig Moorsch snijwerk. Onder de overige gebouwen is de „kamer van Roger’ zeer merkwaardig door haren Noordschen stijl en het mozaïek der muren. Op het hoogste gedeelte van het kasteel bevindt zich de wélvoorziene sterrewacht, waar Piazzi de planeet Ceres ontdekte. Andere openbare gebouwen, zooals: het Palazzo dei tribunali, in het jaar 1307 verrezen, het Senaatspaleis, het universiteitsgebouw en het aartsbisschoppelijk paleis, onderscheiden zich hoofdzakelijk door hunne grootte.
Voorts heeft men er fraaije paleizen van adellijke geslachten, 295 kerken en kapellen en meer dan 70 kloosters. Indrukwekkend is er de hoofdkerk der heilige Rosalia, ook Madre Chiésa geheeten, op de plek eener Arabische moskee ten tijde van Willem II, koning der Noormannen, gesticht (1169—1185). Oorspronkelijk onderscheidde zij zich door een Arabisch-Noordschen stijl, maar verkreeg in 1781 en 1801 hare tegenwoordige gedaante. Zij rust op 84 zuilen van graniet en lapis lazuli en is versierd met eenige goede schilderijen, terwijl men in de kapél der Heilige Rosalia een altaar aantreft en eene doodkist der Heilige van gedegen zilver. Sarcophagen van rood porfier omsluiten er het stoffelijk overschot van koning Roger I, van Constantia, koningin der Noormannen enz. Met de hoofdkerk is door twee bogengangen het aartsbisschoppelijk paleis verbonden. Van de overige kerken noemen wij: die van San Domenico, de grootste der stad, met fraaije schilderijen en beeldhouwwerk, een groot orgel en praalgraven van beroemde Sicilianen, — de kerk van den Heiligen Joseph met een onderaardschen tempel, wiens marmeren zuilen het eigenlijke kerkgebouw dragen, — en de Olivellakerk met merkwaardige schilderijen en kostbaarheden. Palermo is de zetel van een prefect, van een aartsbisschop en van onderscheidene regterlijke en administratieve ligchamen.
In 1875 telde de aldaar gevestigde universiteit 78 leeraren en 340 studenten, terwijl zij beschikt over uitstekende hulpmiddelen. Voorts heeft men er een lycéum, 2 gymnasia, eene school voor nijverheid, 2 technische scholen, een marine-instituut, eene landbouwschool, een aartsbisschoppelijk seminarium, een Koninklijk collège voor muziek, een Koninklijk opvoedingsgesticht voor meisjes, eene académie van kunsten en wetenschappen, eene homoöpathische académie en talrijke genootschappen. In het voormalig klooster Olivella bevindt zich het Nationaal Muséum met kostbare antieke en moderne kunstgewrochten. Van de boekerijen noemen wij: de stadsbibliotheek met 130000 deelen en meer dan 1000 handschriften, en de nationale bibliotheek, weleer aan het collège der Jezuïeten toebehoorend, met 110000 deelen en 500 handschriften. Wijders vindt men er een groot hospitaal, een militair hospitaal, een hospitaal voor priesters, een hospitaal der Barmhartige Broeders, onderscheidene weeshuizen, inrigtingen voor vrouwen en meisjes, eene bewaarschool, een armenhuis, een vondelingenhuis enz., — voorts 4 schouwburgen, eene fraaije concertzaal, een vasten circus en een prachtig zomertheater. Daarenboven bouwt men er nu nog een grooten schouwburg voor opera’s en bals (Teatro massimo). Men heeft er fraaije wandelplaatsen op de Marina, bij de Villa Giulia en in den Engelschen Tuin (Giardino Inglese). Merkwaardig is er het feest der Heilige Rosalia, dat in Julij dagen aaneen wordt gevierd.
Het aantal inwoners is er in de eigenlijke stad ruim 186000 en op het gebied der stad bijna 220000. Men heeft er vele werkplaatsen van schrijnwerkers en stoeldraaijers, alsmede steenslijperijen, — voorts fabrieken van zijden, katoenen en linnen stoffen, goud- en zilversmederijen, bleekerijen en looijerijen. De meeste voortbrengselen van Sicilië worden er uitgevoerd, zooals tarwe, wijn, olie, zijde, kostbare gesteenten, vooral marmer, thonijnen en sardines, terwijl er katoen, wol, steenkolen, hout, metalen voorwerpen, meel, koloniale waren, stearinekaarsen, porselein enz. worden ingevoerd. Men heeft er eene beurs, verschillende geld- en wisselbanken en meer dan 40 stoombooten, welke de gemeenschap met andere koopsteden onderhouden. De haven wordt er gedeeltelijk gevormd door een molo, waarop zich een vuurtoren verheft, maar ligt naar het noorden en noordwesten open. Intusschen is de baai aan de andere zijden door hooge bergen omgeven en beveiligd.
In de haven van Palermo liepen in 1875 in het geheel 11692 schepen binnen met eene ruimte van bijna 2 millioen ton. In de nabijheid der stad verheft zich ter hoogte van 635 Ned. el de Monte Pellegrino met eene kapél van de Heilige Rosalia, eene grot, waarin zij volgens de legende in de 12de eeuw gestorven is. Eerst den 15den Julij 1624 werd aldaar haar gebeente ontdekt en naar Palermo gebragt, waar in die dagen de pest woedde. Deze verdween, toen men het stoffelijk overschot der Heilige in plegtigen optogt door de stad gedragen had, zoodat zij na dien tijd als de beschermheilige van Palermo werd gehuldigd. Bezienswaardig zijn ook bij Palermo 2 paleizen der oude Noormannen, het Palazzo della Zisa met Arabische rotsgewelven, fraaije zuilen en mozaïeken, — en het oude kasteel Cuba, hetwelk de gedaante heeft van een dobbelsteen, — alsmede het prachtige Benedictijner klooster van San Martino in het gebergte, — de villa van den hertog van Serra di Falco met een grooten rijkdom van keerkringsgewassen, en het Capucijner klooster met de daaronder gelegene catacomben.
Palermo, het Panormos der Ouden, werd door de Phoeniciërs gesticht, behoorde vervolgens aan de Carthagers en was in den eersten Punischen Oorlog het hoofdstation hunner vloot. Nadat de Romeinen de stad in 254 vóór Chr. veroverd en in 250 een aanval der Carthagers afgeslagen hadden, stichtten zij er eene volkplanting (Colonia Augusta Panormitanorum). Bij de scheuring van het Romeinsche rijk verviel Palermo aan het westelijk gedeelte, werd in 515 door de Gothen veroverd, maar in 534 door Belisarius weder bezet. In 831 kwam de stad in de magt der Saracenen, en in 1072 maakte de Noorman Robert Guiscard zich van haar meester. De latere koningen van Sicilië, namelijk Roger II, Willem I en Willem II, werden te Palermo — de toenmalige residentie — gekroond. Door Constantia, de dochter van Roger II, verviel zij aan keizer Hendrik VI, en keizer Frederik II werd hier opgevoed, had hier als koning der beide Siciliën zijne prachtige hofhouding en werd, evenals zijn vader, hier begraven. Zijn onwettige zoon Manfred regeerde, zetelend te Palermo, over Sicilië, eerst als rijksbestuurder en sedert 1258 als koning. Nadat hij in 1266 by Benevento gesneuveld was, maakten de Franschen zich meester van Sicilië en van de hoofdstad.
Het volk nam echter eene bloedige wraak ter gelegenheid van de Siciliaansche Vesper, die in 1282 te Palermo een aanvang nam, door alle Franschen, welke zich op het eiland bevonden, te vermoorden. Daarop werd Peter van Aragon te Palermo tot koning gekroond. Den 3den Juuij 1676 moest de Spaansch-Nederlandsche vloot by Palermo voor de Fransche onder Vivonne en Duquesne de wijk nemen; daarbij sneuvelde onze admiraal de Ruyter. In 1693 en 1726 werd de stad door eene aardbeving geteisterd, en in 1799 moest Frans IV uit vrees voor de Franschen van Napels naar Palermo vlugten, waar hij bijna onophoudelijk zijn verblijf hield tot in 1815. Toen Ferdinand IV Napels en Sicilië onder den naam van het Koningrijk der beide Siciliën tot één rijk vereenigde, barstte in 1820 te Palermo een oproer uit, hetwelk de stad prijs gaf aan al de gruwelen der heerschappij van het gemeen, totdat zij zich den 5den October overgeven moest aan generaal Pepe. Den 5den Maart 1823 werd Palermo nogmaals door eene aardbeving bezocht, en in 1837 rukte de chólera er 26000 menschen weg in den tijd van 6 weken. In September 1847 ontstonden er volksbewegingen, welke den 12den Januarij 1848 in een algemeenen opstand veranderden.
Na een bloedigen strijd werden de Koninklijke troepen aan het wijken gebragt, zoodat zij naar de naburige forten en in het Koninklijk paleis terugtrokken, hetwelk echter den 25sten Januarij desgelijks door het volk bestormd werd. Den 4den Februarij trad er eene voorloopige regéring op voor geheel Sicilië en den 25sten Maart werd het Siciliaansche Parlement te Palermo bijeengeroepen. Nadat echter Messina bezweken en het grootste gedeelte van het eiland door de Koninklijke troepen bezet was, gaf den 15den Mei 1849 ook Palermo zich over. Den 26sten Mei 1860 verscheen Garibaldi vóór de stad en maakte zich, door het volk ondersteund, daags daarna van haar meester. Alleen de eitadél bleef in handen der Koninklijke troepen, doch ook deze moesten zich den 30sten Mei overgeven en vertrokken naar Napels. Sedert dien tijd behoort Palermo aan Italië, maar men is er nog geenszins te vreden met het nieuwe bestuur