Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Palestrina

betekenis & definitie

Palestrina (Giovanni Piétro Aloisio Piérluigi di), een beroemd componist der Romeinsche school, droeg volgens de nieuwste nasporingen van Cicerchia den geslachtsnaam Sante en aanschouwde in 1514 te Palestrina, het oude Praeneste, het levenslicht, weshalve hij ook il Praenestino genoemd werd. Reeds vroeg onderscheidde hij zich door een ongemeenen aanleg voor de muziek en vertrok in 1540 naar Rome om zich daarin te oefenen onder de leiding van Claude Goudimel. In 1551 zag hij zich geplaatst bij de kapél der Vaticaansche basilica van St. Pieter, eerst als magister puerorum en daarna als magister capellae. Door zijn eerste werk, bestaande uit 4 vierstemmige en 1 vijfstemmige missen, opgedragen aan paus Julius III (1554) verwierf, hij de gunst van laatstgenoemde en eene aanstelling onder de zangers der Pauselijke kapél. Ook was hij de gunsteling van Marcellus II, doch daar deze reeds op den 21sten dag na het aanvaarden zijner waardigheid overleed en zijn opvolger Paulus IV er zich aan ergerde, dat onder de leden der Pauselijke kapél zich personen bevonden, die niet tot den geestelijken stand behoorden en zelfs gehuwd waren, moest Palestrina zijne betrekking nederleggen. Hij werd echter niet lang daarna kapélmeester in de kerk van San Giovanni in het Lateraan en in 1561 in de kerk van Santa Maria Maggiore. In dien tijd schreef hij zijne 8-stemmige voor 2 koren bewerkte stukken, welke in 1560 op Goeden Vrijdag de eerste maal werden opgevoerd en zulk een diepen indruk maakten, dat paus Pius IV daarvan een afschrift verlangde voor de Pauselijke kapél. Met dit werk neemt het oorspronkelijk scheppen van Palestrina op het gebied der gewijde toonkunst een aanvang. In 1562 leverde hij aan Pius IV twee motetten en eene zesstemmige mis, en in het volgende jaar schreef hij het eerste gedeelte der vierstemmige motetten, welke aan cardinaal Rudolfo Pio van Carpi werden opgedragen. Ten gevolge van een besluit van het Concilie van Trente, om de kerkmuziek van wereldlijke bestanddeelen te zuiveren, ontving hij den last om eene mis te schrijven, welke aan dat beginsel beantwoordde. Toen schreef hij 3 zesstemmige missen, en toen zij ten gehoore werden gebragt (19 Junij 1565), erkende men algemeen, dat de gewijde toonkunst eene beslissende overwinning had behaald. De prijs werd toegekend aan de derde, welke van de heiligste geestdrift getuigt en onder den titel van „Missa Papae Marcelli” wereldberoemd werd. Hij wijdde deze en andere missen in 1567 en 1570 aan Philips II, koning van Spanje, maar ontving daarvoor geenerlei belooning. Daarentegen zag hij zich benoemd tot componist der Pauselijke kapél met verhooging van jaargeld. In 1571 werd hij weder kapélmeester in de St. Pieterskerk in het Vaticaan en belastte zich met de leiding van het gezang bij de geestelijke oefeningen van den heiligen Philippus van Neri. Omstreeks dien tijd (1571) opende hij met zijn vriend Nanini de vermaarde Romeinsche muziekschool, waar vele vermaarde componisten hunne opleiding ontvingen. Zijne smart over het verlies zijner gade openbaarde hij in den Psalm: „Wij zaten neêr en weenden enz.” Gedurig leverde hij heerlijker compositiën, totdat hij op den 2den Februarij 1594 overleed. Zijn stoffelijk overschot werd in de St. Pieterskerk bijgezet, en op zijne grafzerk leest men: „Musicae princeps”. Van zijne talrijke compositiën is nog niet de helft in het licht verschenen. Behalve door reeds genoemde stukken verhoogde hij zijn roem ongemeen door de Maria-Hemelvaartsmis: „Assumta est Maria in coelum”, — door het offertorium op groenen Donderdag: „Fratres ego enim accepi”, — door het „Surge illuminare Jerusalem”, — en door het „Stabat mater” voor 2 koren. De werken van Palestrina onderscheiden zich door verhevenheid en door een gestrengen stijl, en in zijne werken ontwaart men den invloed der Nederlandsche school, doch al wat hij schreef is doortinteld van een genialen gloed en hij weet zich onbelemmerd te bewegen tusschen de gestelde grenzen der contrapuntiek en polyphonie. Hij leverde zoowel hoogst eenvoudige als kunstig zamengestelde compositiën. Zijne stukken worden ook thans nog gezongen door het koor der Sixtijnsche kapél te Rome, en ook het domkoor te Berlijn heeft veel gedaan om de hooge waarde der kunstgewrochten van Palestrina te doen uitkomen.

< >