Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Ovidius

betekenis & definitie

Ovidius (Publius), bijgenaamd Naso, een beroemd Romeinsch dichter, in het jaar 43 vóór Chr. te Sulmo geboren, vertrok reeds op jeugdigen leeftijd naar Rome, waar hij met zijn broeder een uitstekend onderwijs genoot. Inzonderheid gevoelde hij zich aangetrokken door de kunst, maar volgens den wensch van zijn vader legde hij zich toe op de welsprekendheid en werd eerlang triumvir capitalis en daarna centumvir en regter. Nadat hij eene reis had volbragt door Klein-Azië en Griekenland, wijdde hij zich te Rome aan de kunst en het vermaak, totdat hij op meer dan 50-jarigen leeftijd door Augustus, met wien hij door zijn derde huwelijk vermaagschapt was, plotselijk om niet volkomen bekende redenen naar Tomi, eene stad in Moesië aan de Zwarte Zee, verbannen werd. Hier overleed hij in het 8ste jaar zijner ballingschap, in het jaar 17 na Chr.

Als dichter onderscheidt hij zich door een meesterlijken vorm en door eene verwonderlijke bevalligheid. Hij is niet de dichter van een diep en krachtig gevoel, de verkondiger van verhevene denkbeelden; veeleer laat hij zich door het gevoel van het oogenblik wegslepen en springt over van de eene gewaarwording tot de andere, waarbij het hem niet aan geestigheid ontbreekt. De erotische elegie stemt het meest overeen met zijn karakter. Het meest bekend echter zijn de „Metamorphosen (Gedaanteveranderingen)”, waarin hij eene reeks van mythen, die op gedaanteveranderingen betrekking hebben, in 15 boeken bezingt. Eene voortreffelijke uitgave van deze is die van Haupt (51de druk, 1871). Merkwaardig zijn ook de „Fasti (Feest-almanak)”, waarin de dichter in & boeken met de merkwaardigste dagen verhalen verbindt uit de mythologie en de oude geschiedenis.

Zij zijn o. a. uitgegeven door Peter (1874). De zinnelijke liefde verheerlijkt hij in „Amores”, „Ars amandi” en „Remedia amoris”, alle uitgegeven door L. Müller (1861). Eene eigenaardige dichtsoort schiep hij in de „Heroides” of „Heldinnenbrieven”, uitgegeven door Terpstra (1829). Voorts schreef hij „Tristia” of „Klaagliederen”, in zijne ballingschap vervaardigd, „Epistolae ex Ponto” en „Ibis”, terwijl zijn treurspel: „Medéa” is verloren gegaan. Belangrijke uitgaven der gedichten van Ovidius zijn die van Daniël Heinsius (1629, 3 dln), van Nicolaas Heinsius (1658 en 1661, 3 dln), van Burmannus (1727, 4 dln) en van Riese (1872—1874, 3 dln).