Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Otter

betekenis & definitie

Otter (Lutra vulgaris, Mustela lutra L.) is de naam van een verscheurend zoogdier uit de familie der Wezelachtigen, hoewel het zich van de wezels onderscheidt door zijne tusschen de teenen geplaatste zwemvliezen. Het heeft in elke kaak 6 snijtanden en 2-maal 5 maaltanden, wordt nagenoeg 1 Ned. el lang en heeft een staart, die bijna de halve lengte bereikt van zijn ligchaam. Zijne pels is van boven donker bruin, in de jeugd bijna zwart, en aan buik en pooten licht grijs. In den winter is de pels donkerder dan in den zomer; zij wordt met de jaren geler van kleur, en onder de kin en aan de zijden van den neus ziet men meestal eene witte vlek.

Zijne ooren zijn kort, zijn kop is rond, en zijn lijf gestrekt en laag op de pooten. De gewone otter komt voor in vele rivieren van Europa en Azië, en is ook in ons Vaderland geene zeldzaamheid. Hij bewoont den oever en graaft hier schuins oploopende gangen. Hij leeft van visch, kreeften, kikvorschen, padden en waterratten en vischt meestal bij maneschijn en des winters onder het ijs. Hp is zeer schuw, scherp van reuk en gezigt, maar verdedigt zich met woede. Daar hij veel visch verslindt en zijne pels zeer gezocht is, wordt hij sterk vervolgd, zoodat hij in bewoonde streken op den duur verdwijnt. — Eene andere soort (L. brasilensis) komt voor in Zuid- en Noord-Amerika; deze is grooter dan de gewone otter en roodachtig bruin van kleur. In Finland, Polen en Rusland heeft men eene kleinere soort (L. Lutreola), — en aan de kust der Stille Zee in Azië en Amerika den grooten zee-otter (L. marina, lutris L.), die 1 Ned. el lang is en eene fluweelachtig zwarte pels heeft, terwijl er ook met eene bruine en zelfs met eene witte pels gevonden worden.

< >