Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Osnabrück

betekenis & definitie

Osnabrück, de hoofdstad eener landdrostemj in de Pruissische provincie Hannover, gelegen in het vruchtbare dal van de Hase, is het vereenigingspunt van de spoorwegen van Löhne naar Rheims en van Hamburg naar Venlo, welke laatste hier een zijtak heeft naar Oldenburg. Zij is de zetel van een landdrost, van een bisschop, van een domkapittel, van een Evangelisch en van een R. Katholiek consistorie enz. De stad, wier vestingwerken voor korten tijd gesloopt zijn, heeft naauwe, kromme straten en weinig ruime pleinen. Men heeft er een met het metalen standbeeld van Justus Möser en een, de Nieuwmarkt, met het paleis van Justitie.

Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er: de voormalige bisschoppelijke residentie, het raadhuis (uit de 15de eeuw, met merkwaardige portretten), de groote R. Katholieke dom in Byzantijnschen stijl met vele kostbaarheden en reliquieën, en de Protestantsche Catharina-kerk. Voorts heeft men er een Protestantsch en een R. Katholiek gymnasium, eene Protestantsche en eene R. Katholieke kweekschool voor onderwijzers, eene reaalschool, eene ambachts- en eene handelsschool, eene hoogere burgerschool voor meisjes, een instituut voor doofstommen, eene kraamzaal, een weeshuis, een krankzinnigengesticht enz. De stad is hare welvaart oorspronkelijk verschuldigd aan den landbouw, doch is thans in eene fabriekstad herschapen. Men vindt er ijzer- en staalfabrieken, draadtrekkerijen, pletterijen, spijkerfabrieken, ijzergieterijen en machinenfabrieken, papier- en katoenfabrieken, vlasspinnerijen, tabaks- en sigarenfabrieken, voorts stijfsel-, behangsel- en verfstoffenfabrieken, looijerijen en brouwerijen, pianofabrieken enz. Ook drijft men er een levendigen handel in paarden, rundvee, bam, linnen, graan enz. Men telt er omstreeks 30000 inwoners. Zij was reeds vroeg eene aanzienlijke stad, maar heeft vooral in den Dertigjarigen Oorlog veel geleden. In 1644—1648 werden aldaar en te Munster de onderhandelingen gevoerd over den Westfaalschen Vrede, die er den 24sten October van laatstgenoemd jaar op het raadhuis geteekend is.

Het bisdom Osnabrück werd door Karel de Groote reeds in 787 gesticht. De eerste bisschop aldaar was een Fries, Wibo genaamd. Onder de hoede van bisschop Frans, graaf von Waldeck, werd de Hervorming er ingevoerd, en bij den Westfaalschen Vrede werd vastgesteld, dat R. Katholieke en Protestantsche bisschoppen elkander te Osnabrück zouden afwisselen. Onder de 3 Protestantsche bisschoppen bevond zich Ernst August I, later keurvorst van Hannover, en de laatste bisschop was hertog Frederik van York. In 1803 werd het bisdom opgeheven, aan Hannover toegevoegd en onder het geestelijk toezigt gesteld van het bisdom Hildesheim. Na den Vrede van Tilsit werd het land in het koningrijk Westfalen ingelijfd, in 1810 in het Fransche Keizerrijk en in 1815 in het koningrijk Hannover. In April 1857 werd er het bisdom, doch zonder wereldlijk gezag, hersteld.

< >