Orne (De), eene rivier in het noorden van Frankrijk, ontstaat op de heuvels der Perche, ten oosten van Séez, in het departement Orne, stroomt noord westwaarts door het departement, dan noordwaarts door het departement Calvados, een der schoonste dalen van Normandië vormend, is van Caen af door een kanaal bevaarbaar gemaakt en stort na een loop van 158 Ned. mijl zich uit in het Kanaal La Manche.
Het evenzoo genoemde departement, ontstaan uit een gedeelte van het eigenlijke Normandië, uit het hertogdom Alençon en het noordelijk gedeelte van het landschap Perche, grenst aan de volgende departementen: in het noorden aan Calvados, in het noordoosten aan Eure, in het oosten aan Eure et Loir, in het zuiden aan Sarthe en Mayenne en in het westen aan Manche en telt op bijna 111 geogr. mijl omstreeks 400000 inwoners. Het land vormt eene hoogvlakte, waarover van het oosten naar het westen eene heuvelketen voortschrijdt (Collines de Perche), welke het stroomgebied van de Loire scheidt van dat van La Manche. Haar hoogste punt verheft zich 417 Ned. el boven de oppervlakte der zee en zij zendt naar beide zijden takken uit. De voornaamste rivieren zijn er: de Eure met de Iton en de Rille met de Cbarenton, die zich in de Seine, — de Toucques, Dives en Orne, die zich in het Kanaal, — en de Sarthe met de Huisne en de Mayenne met de Varenne, die zich in de Loire uitstorten. Eenige kleine, ronde meren beschouwt men er als kraters van uitgedoofde vulcanen. De bodem is er in het algemeen vruchtbaar, doch de landbouw bevindt er zich op een lagen trap. Men heeft er 338662 Ned. bunder bouwland, 181205 Ned. bunder hooiland, 62810 Ned. bunder bosch en 10275 Ned. bunder heide en weideland. Men verbouwt er tarwe, haver, gerst, boekweit, aardappels, peulvruchten, suikerwortels, rapen, hennep, vlas, groenten en veel ooft, dit laatste tot bereiding van cider.
De wijnstok levert er geene goede vruchten. In de bosschen zijn vele wolven en vossen, herten en reeën, wilde zwijnen, hazen en konijnen. Voortreffelijke weiden bevorderen er de veeteelt; men heeft er uitmuntende paarden (67409 stuks) en runderen (bijna 200000 stuks), met hunne voortbrengselen (boter en kaas), alsmede zwijnen en ganzen. Ook de visscherij en de bijenteelt leveren er voordeelen op, en het rijk der delfstoffen geeft ijzer, graniet, zeer zuiver kwarts (diamanten van Alençon), marmer en kalksteen. De nijverheid omvat er het winnen van ijzer, koper en messing, het vervaardigen van glas, papier, kaarsen, handschoenen, voorwerpen van hoorn en been, het spinnen en weven van katoen, hennep en vlas, het verwen, het bleeken en den tuinbouw.
De weleer beroemde vervaardiging van kant (pointe d’Alençon) heeft nagenoeg geheel opgehouden. De handel met de voortbrengselen van den bodem en met die der nijverheid is er van veel belang, en onderscheidene spoorwegen bevorderen er het verkeer. Men heeft er één lycéum, 3 colléges en 6 middelbare scholen. Het departement is in 4 arrondissementen verdeeld en heeft Alençon tot hoofdstad.