Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Ornament

betekenis & definitie

Ornament beteekent een versierend bijwerk aan gewrochten van ’s menschen kunstvaardigheid, inzonderheid aan voortbrengselen der bouwkunst en der kunstnijverheid. Dit bijwerk is geenszins iets willekeurigs, maar staat in het naauwste verband met den aard en de strekking van het te versieren voorwerp, — althaus met bepaalde gedeelten daarvan. Het ornament trouwens moet niet alleen dienen tot verfraaijing, maar tevens om het doel en de beteekenis aan te wijzen van het versierde voorwerp: het moet daarvan de tectonische en aesthetische functie aanduiden, — bijv. of een architectonisch deel draagt of gedragen wordt, of het omsluitend of kroonvormend is enz. Daarom moet men den voet eener vaas anders versieren dan zijn buik of zijn deksel enz.

De ornamenten moeten, evenals de voortbrengselen der natuur, organisch gevormd wezen, in het naauwste verband staan met het versierde voorwerp, en naast den algemeenen vorm eene ondergeschikte plaats bekleeden. De vormen van het ornamentiek zijn gedeeltelijk ontleend aan het planten- en dierenrijk en gedeeltelijk een spel van lijnen, maar dikwijls vindt men deze drie vormen met elkander vermengd. De ornamenten kunnen in teekening één- of veelkleurig zijn; zij kunnen ook reliéfs en volle figuren wezen. — Eene afzonderlijke soort is het platte ornament, tot versiering van vlakken dienende, alzoo van geweven stoffen, vloeren, wanden enz. Het heeft geen ander doel dan het platte vlak als zoodanig levendig en aangenaam te maken voor het oog en mag dus geene voorwerpen der natuur of reliéfs nabootsen. Ornamenten kunnen gemaakt worden van elke stof, doch steeds moet men rekening houden met deze. Een reliéf-ornament in steen moet alzoo geheel iets anders zijn dan zulk een ornament in hout, en een ornament op porselein moet anders behandeld worden dan een op brons.

De geschiedenis der ornamentiek is merkwaardig en staat met de algemeene kunstgeschiedenis in het naauwste verband. De eenvoudigste ornamenten vindt men op gereedschappen uit het bronzen tijdperk en op geweven stoffen van weinig ontwikkelde volken. De Helleensche kunst ontleende hare voorbeelden aan de Aziatische, maar behandelde ze naar de regelen der kunst en schiep eene gestrenge ornamentiek of eene leer van de aanwending der versierselen. Op de latere Grieksche en Byzantijnsche ornamenten werd de Arabische versiering gebouwd, onder toevoeging van oorspronkelijke, fantastische bestanddeelen. Eene spruit der Grieksch-Romeinsche ornamentiek is de Romaansche, terwijl de oud-Duitsche zich daarboven verhief en door het aanwenden van meetkundige figuren eene eigenaardige wijze van versiering ontwikkèlde. De renaissance keerde tot de Grieksch-Romeinsche ornamenten terug, maar verviel tot het overladene, plompe, tot het rococo. Vooral in den laatsten tijd heeft men zich moeite gegeven, om de ornamentiek uit de vroegere tijdperken der kunst duidelijk voor te stellen.

< >